Lezingen rond het thema Zwarte Hollanders, Belanda Hitam
Donderdag 29 maart 2018 in Cultureel Centrum Rozet in Arnhem
Van 11 januari t/m 1 april 2018 staat Rozet in het teken van het thema ‘Verhalen uit diverse culturen die verbinden’. Dat betekent een groot aantal activiteiten rondom dit thema én gedurende de maanden januari, februari en maart een expositie in de hal en langs de trappen van Rozet.

Korporaal Jan Kooi, van West-Afrikaanse afkomst, werd benoemd tot Ridder 4e klasse in de Militaire Willems Orde, de hoogste militaire onderscheiding voor bewezen moed, beleid en trouw. Deze verdiensten behaalde hij in de Atjeh-oorlog (1870 – 1914). Bron: Johan Coenraad Leich 1823 –1890 Portret van Jan Kooij / Jan Kooi 1882 Olieverf op doek, Museum Bronbeek, Arnhem
De lezingen over de ‘zwarte Hollanders’, Belanda hitam zijn onderdeel van dit programma.
Weinig bekend is dat in de negentiende eeuw West-Afrikaanse mannen voor het koloniale leger, het KNIL, in Nederlands-Indië werden geworven. Uit de relaties van deze mannen met inheemse vrouwen in Indië zijn de ‘zwarte Hollanders’, ook wel te noemen Indische Afrikanen. Deze waren vooral te vinden in de Javaanse garnizoensplaatsen Batavia, Semarang, Salatiga, Solo and Purworejo.
Schrijver Arthur Japin had de Indische Afrikaan als hoofdpersonage en thema in zijn goed ontvangen roman De zwarte met het witte hart (1997). Publiciste Griselda Molemans volgde met haar boeken Zwarte huid, Oranje hart. KNIL-nazaten in de diaspora (2014) en De vergeten krijgers (2016).
Deze onbekende groep voortgekomen uit gemengd etnische relaties en direct verbonden aan de koloniale geschiedenis van Nederland, is een voorbeeld van de vele, fascinerende gevolgen die het kolonialisme met zich meebracht.
De lezingen en expositie in Cultureel Centrum Rozet geeft aandacht aan deze groep van wie nazaten in Indonesië en Nederland te vinden zijn. Centraal staat het verhaal dat die nazaten te vertellen hebben en waarmee ze waardevolle geschiedenis doorgeven van een onbekende groep in de Nederlandse koloniale geschiedenis.

Rond 1900. Zwarte soldaten uit Ghana in het KNIL tijdens de Atjeh-oorlog. De Javanen noemden hen Londo Ireng. Uit de relaties van deze soldaten met inheemse ‘inlandse’ vrouwen zijn de Zwarte Hollanders of Belanda Hitam voortgekomen. Een onbekende variant op de Indo-Europeaan of Indische Nederlander.
Anno 2018: aandacht via lezingen en een artistieke installatie
Beeldend kunstenaar Frouwkje Smits die het thema mede vorm geeft over het verhaal van de familie Toelanie:
Het familie Toelanie Archief Een onderbelicht familieverhaal in relatie tot de Nederlandse koloniale tijd.
De familie Toelanie stamt af van de ‘Zwarte Hollanders’ (de ‘Belanda Hitam’). Zoals de naar schatting 3085 West-Afrikaanse jonge mannen werden genoemd in voormalig Nederlands-Indië. Zij werden in de periode tussen 1831 en 1872 geronseld in West-Afrika, grotendeels uit het grondgebied van het huidige Ghana en Burkina Faso. Zij werden overgebracht naar Java om dienst te doen in het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). In die tijd had Nederland de slavernij nog niet afgeschaft.
Ritie Toelanie is de afgelopen jaren bezig geweest met het verzamelen en reconstrueren van hun familiegeschiedenis. Dit heeft ze gebundeld in het boek ‘Familieverhaal van drie culturen 1850-2016’.
Samen met Ritie en Jules Toelanie heb ik, beeldend kunstenaar Frouwkje Smit, een vitrine ingericht over hun familieverhaal ‘Het familie Toelanie archief’. Dit zijn voor hen belangrijke spullen, objecten, papieren en foto’s die samen het verhaal vertellen over de nazaten van de ‘Zwarte Hollander’. Sinds een aantal jaren houd ik mij bezig met het verzamelen van persoonlijke familieverhalen, die in relatie staan tot de Nederlandse koloniale tijd. Onderbelichte verhalen die nog niet echt zijn verteld, zowel binnen families als in het Nationaal Archief, geschiedenisboeken en in ons collectieve bewustzijn. Wat wordt er wel en/of niet verteld? En hoe wordt het verhaal verteld en door wie?

Familieboek ‘Familieverhaal van drie culturen 1850-2016 door Ritie Toelanie
Deze interesse is bij mij mede ontstaan door mijn opa. Als jonge jongen heeft hij in het verzet gezeten, daarna sloot hij zich in 1946-1948 aan bij de binnenlandse strijdkrachten, Koninklijke Landmacht in voormalig Nederlands-Indië. In de afgelopen maanden woonde hij in Bronbeek in Arnhem. Dit is een Koninklijk tehuis voor oud-militairen en tevens een museum. In het museum wordt de Nederlandse koloniale geschiedenis en de rol van de overheid binnen de koloniale samenleving en het optreden van het KNIL belicht. Zowel de familie Toelanie als ik willen graag dat dit verhaal een vaste plek krijgt o.a. in museum Bronbeek en in onze geschiedenisboeken.
Vanaf februari 2018 wordt er een kunstinstallatie geplaatst, met een video over het proces van het verzamelen en de betekenis van de objecten, foto’s en het schilderij voor Ritie en Jules Toelanie. Daarnaast wordt er een lezing georganiseerd over de plek van onderbelichte (familie) verhalen van de nazaten van Zwarte Hollanders in instituties zoals musea en archieven die erfgoed en geschiedenis maken en bewaken.
Frouwkje Smit, januari 2018
Met veel dank aan: Jules en Ritie Toelanie, Rozet, Stephanie Welvaart en Tessa Hendriks.
Informatie over de lezingen
Dag en datum: donderdag 29 maart in Rozet in Arnhem. In Rozet is een bijbehorende installatie geplaatst Het Toelanie Archief, dat deel uitmaakt van de groepsexpositie ‘Verhalen uit diverse culturen die verbinden’, ook in Rozet.
De familie Toelanie stamt af van de ‘Zwarte Hollanders’ (de ‘Belanda Hitam’). Zoals de naar schatting 3085 West-Afrikaanse jonge mannen werden genoemd in voormalig Nederlands-Indië. Zij werden in de periode tussen 1831 en 1872 geronseld in West-Afrika, grotendeels uit het grondgebied van het huidige Ghana en Burkina Faso. Zij werden gedwongen overgebracht naar Java om dienst te doen in het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). In die tijd had Nederland de slavernij nog niet afgeschaft.
Ritie Toelanie, getrouwd met Jules Toelanie, een kleinzoon van een van deze mannen, is de afgelopen jaren bezig geweest met het verzamelen en reconstrueren van hun familiegeschiedenis. Dit heeft ze gebundeld in het boek ‘Familieverhaal van drie culturen 1850-2016’. Samen met Ritie en Jules Toelanie heb ik, beeldend kunstenaar Frouwkje Smit, een vitrine ingericht over hun familieverhaal ‘Het familie Toelanie archief’. Daarnaast heb ik een installatie gemaakt het ‘Wachtershuisje’, i.s.w met het Boomhuttenmeisje Tessa Hendriks, en een video over meneer en mevrouw Toelanie.

Deze avond de ‘Zwarte Hollanders’ (Belanda Hitem) wordt georganiseerd door Rozet in samenwerking met beeldend kunstenaar Frouwkje Smit en socioloog Stephanie Welvaart.
Wie waren deze Zwarte Hollanders? Wat is het belang van familieverhalen en officiële geschiedschrijving.
Wie schrijft de (koloniale) geschiedenis, wie bepaalt welke verhalen erbij horen en welke niet? De avond bestaat uit lezingen van diverse mensen.
Programma:
19.00 Welkom en toelichting expositie ‘Verhalen uit diverse culturen die verbinden’ door Rozet.
19.10 Inleiding door Frouwkje J. Smit en Stephanie Welvaart
19.20 Familie Toelanie
19.30 Wouter Neuhaus, kleinzoon van Daan Cordus van Indo-African Foundation
19.45 Museum Bronbeek, Arnhem
19.50 The Black Archives door Miguel Heilbron
20.20 Afsluiting
20.30 Borrel/bekijken van de tentoonstelling
Praktische informatie:
Rozet, Kortestraat 16, 6811 EP Arnhem
Toegang is gratis.
http://www.rozet.nl/agenda/lang/1013-29-3-zwarte-hollanders-belanda-hitam
https://www.facebook.com/events/170255480448477/?active_tab=about

Een begaafd militair cartograaf in dienst van het KNIL. Hij was op school een uitblinker en in zijn latere militaire en kartografische studies. Hij slaagde in opleiding met de hoogste cijfers. In Nederland opgeleid als een van de weinige Indo´s, kwam hij uiteindelijk bij de Topografische Dienst van het KNIL terecht. Gestationeerd op Java Sumatra en Celebes voerde hij belangrijke kaarteringen uit, verbeterde meetmethoden en bracht onbekende plekken op kaart. Hij zou niet in Indië blijven maar vertrok later met zijn gezin naar Nederland. Als vroeg-gepensioneerde majoor vestigde hij zich met zijn vrouw en vijf kinderen in Nijmegen, waar hij een sigarenzaak begon. Hij begon ook zijm memoires te schrijven, die een directe inkijk geven in zijn leven en werk in Indië. Zijn kinderen zagen hem vaak achter in de winkel zijn teksten uittypen. Met zijn memoires wilde hij “zonder de feiten aan te dikken, ervaringen uit een vervlogen koloniaal tijdperk levend houden en iets nalaten voor zijn nakomelingen.”
Tarakan in Oost-Borneo was de geboorteplaats van deze eminente antropoloog. Tijdens zijn wetenschappelijk leven was hij een kenner van het volksrecht of adat van inheemse volkeren van de nu Indonesische archipel. Belangrijk werkterrein Indonesië en Oceanië, naast Afrika. Zijn onderzoek naar het adatrecht en de geschiedenis van de provincie Atjeh in het noorden van Sumatra, was dusdanig belangwekkend dat zijn onderscheiding in 2004 tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau daaraan grotendeels heeft bijgedragen. Albert Trouwborst was tot aan zijn pensioen hoogleraar in de sociale antropologie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, de huidige Radboud Universiteit. Nijmegen is meer dan veertig jaar zijn woonplaats gebleven, maar hij was internationaal georiënteerd en bij vakgenoten gerespecteerd. Lokaal heeft hij zich betrokken gevoeld door onder andere bestuurslid te zijn van het Afrika Museum in Berg en Dal. Interesse in op Indië en Indonesië gerichte lokale activiteiten heeft hij, met overbodig te noemen vanzelfsprekendheid, altijd getoond.
De lokale Indische gemeenschap kende Jozef ‘Nono’ Wardenaar als zeer betrokken en actief bezig met zijn Indische culturele en sociale achtergrond. Hij was invoelend en kon mensen op hun gemak stellen. Hij ontpopte zich als een informele hulpverlener voor met name zijn Indische medemens. Hij was een luisterend oor voor wie zich met kwesties liever wendde tot een mede-Indo in plaats van naar de gemeente of welzijnsinstellingen te stappen. Samen met mede-straatnaamgever Jan Nieraeth organiseerde hij activiteiten met een Indische inslag waar iedereen welkom was. Zijn creativiteit uitte zich in tekenen en musiceren. In 1986 heeft hij een film uitgebracht met verhalen die Indische Nederlanders in Nijmegen vertelden over hun leven in Nederland en hoe hun Indisch-zijn daarin een rol speelde. Daarnaast schreef hij een boek ‘De droom die langzaam van ons scheidt’ over zijn niet meer bestaande land Indië. Nono Wardenaar’s film heeft dezelfde titel meegekregen.
Ernst Ferdinand Portier werd in mei 1942 met 2000 andere Nederlandse krijgsgevangene door de Japanners op transport gezet naar Birma. Daar stelden ze hem te werk aan de beruchte 415 km lange spoorlijn naar Thailand (toen Siam). Samen met drie anderen slaagde hij te ontsnappen en op te gaan in het moeilijk doordringbare tropische regenwoud. Daar wist hij te overleven door de hulp van de in Birma levende etnische minderheidsgroep de Karen, die hem hielpen zich 2,5 jaar schuil te houden voor de vijand. Gevangen genomen worden zou zéker de doodstraf hebben betekend. Ferry Portier wist de vriendschap en vertrouwen te winnen van stamhoofd Maung Mela en zich bij de Karen aan te sluiten om de Japanners te bestrijden via guerilla-acties. Ferry Portier heeft nog geluk gehad toen zijn guerillagroep ternauwernood ontsnapte uit een vijandelijke hinderlaag. Zijn vriend Maung Mela had geen geluk en viel in Japanse handen. Hij werd na eerst hevig te zijn gemarteld, geëxecuteerd. Ferry Portier’s band met de Karen was een eeuwige geworden. Zijn grootste wens deze bijzondere mensen weer te zien, realiseerde hij op 90-jarige leeftijd toen hij samen met zijn dochter Karen (genoemd naar zijn redders) en beide kleindochters de familie van Maung Mela weer zag.
Deze schrijfster en autodidact werd geboren op ‘Soekamangli’, een grote koffie-onderneming in Midden-Java. Als kind van zeven werd ze naar de Zusters Ursulinenschool in Batavia gestuurd. Dat heeft haar gevormd de nette, beschaafde vrouw zoals haar omgeving zou zien. Haar moeder leerde haar welke planten en kruiden geneeskrachtig waren. Na de dood van haar oudste dochter Tina in 1899 als gevolg van een onjuiste diagnose, besloot ze zelf haar kennis van de planten en kruiden te vergroten om er werkzame medicijnen van te maken. Haar passie was dusdanig groot dat ze in 1907 het boek Indische planten en haar geneeskracht publiceerde. Het boek beleefde meerdere herdrukken en was vooral in Nederlands-Indië vermaard en voor velen onmisbaar als in voor herstel en behoud van de gezondheid. Koningin Wilhelmina mocht uit haar handen een exemplaar in ontvangst nemen. Het boek beleefde meerdere herdrukken was voor velen in voormalig Nederlands-Indië de enige bron om Van 1917 tot 1938 woonde ze in Nederland, van 1918 tot 1920 woonde ze in het katholieke Nijmegen, onder meer in de Groesbeekseweg, ver van wat ze de Haagse deftigheid noemde.
Indische zakenman en organisator van Indische evenementen was vooral bekend van de Nijmeegse Pasar Malam. Jan Napoleon Nieraeth kwam in 1965 met zijn gezin naar Nederland. Zij behoorden tot de laatste groep Indische Nederlanders die Indonesië verlieten na overdracht van Nieuw-Guinea in 1962 als restant van voormalig Indië. Nieraeth was een sociaal bewogen actief lid binnen en buiten de Indische gemeenschap. Door zijn persoonlijke betrokkenheid, overtuigingskracht en charme bouwde hij een groot netwerk op. Hij was in 1977 samen met Nono Wardenaar oprichter van de Stichting IndoInn, die als bekendste activiteit had de Pasar Malam in Nijmegen te organiseren. Een evenement dat voor vele Indischen en niet-Indischen een thuisgevoel gaf door de typische cultuurelementen krontjongmuziek, Indorock, de Indische culinaire attracties en gewoon onder elkaar zijn. Een behoefte die voortkwam uit een gedeelde, vaak pijnlijke geschiedenis, eigen gewoonten en sociale omgang die net niet helemaal Nederlands zijn. Jan Nieraeth heeft in dat opzicht Indisch en ook niet-Indisch Nijmegen en omgeving veel moois gegeven.
Jacobus August Hompe was de enige van de vier dochters en twee zonen van het gezin van Willem Eduard Hompe die tijdens de Tweede Wereldoorlog niet in Indië verbleef. Hij volgde in Utrecht studie Indologie en was dus voorbestemd ambtenaar te worden in het Binnenlands Bestuur van de kolonie. Terugkeer naar Indië was echter niet mogelijk omdat de Duitsers ons land bezetten. Hij moest leven met de onzekerheid over het lot van zijn familie nadat bekend werd dat Indië ook was gevallen. Later bleek dat de Japanners zijn familieleden hadden geïnterneerd. Na de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945 werd hij opgeroepen om in Indië zijn dienstplicht te vervullen. Hij werd gestationeerd op Celebes waar hij verbindingsofficier werd tussen de Nederlandse en Australische troepen. Jack Hompe was inmiddels in getrouwd met Truus Hoyinck en zij had besloten hem te volgen en meldde zich zelf aan bij het KNIL. Jack Hompe heeft in de moeilijkste jaren van het koloniale bestuur de zware taak gehad dat bestuur geheel te herstellen. Zijn jonge leeftijd en onervarenheid bleken geen belemmering. Hij was een “geboren” bestuurder en zou dat in zijn latere jaren ook niet anders zijn. Jack Hompe zou zich met zijn gezin in Nijmegen vestigen. Hij bekleedde meer dan twintig jaar functies als bestuurder van de Katholieke Universiteit Nijmegen.
Vanaf woensdag 9 maart 2016 staat de Indische rijsttafel officieel op de Nationale Inventaris Immaterieel Erfgoed. Hiermee is een belangrijk element uit de Indische cultuur erkend als deel van het totale Nederlandse immateriële erfgoed. Jan van Aken (Samenwerking Erfgoed Indische Rijsttafel, SER) en Humphrey de la Croix, hoofdredacteur www.indischhistorisch.nl, hebben op woensdag 9 maart 2016 het certificaat ondertekend en in ontvangst genomen.








In het eerste deel van deze driedelige artikelreeks heeft u kennis kunnen maken met Frits Disco. Zijn familie heeft een gemengd Nederlands, Belgische, Oostenrijkse, Schotse en Javaanse afkomst. Het verhaal van zijn leven heeft hij in het boek Verdrongen verleden vorm gegeven. Dat deed hij bij wijze van therapie om, naar eigen zeggen, af te rekenen met zijn herinneringen. Vandaar de titel die hij het boek heeft meegegeven.
Onze bijdrage dit jaar gaat over Suzanne Houtman (1890 – 1951), een Indo-Europese vrouw met een zeer interessante levensgeschiedenis. Zij was voor die tijd a-typisch: een Indische vrouw, arts, doctor in de geneeskunde en getrouwd geweest met Sam Ratulangie, een van de ideologische bouwers van een onafhankelijk Indonesië.

