Sociale geschiedenis | Naamgevers Indische straatnamen in Nijmegen: Albert Trouwborst, antropoloog

Humphrey de la Croix

 

1998. Albert Trouwborst Foto: Humphrey de la Croix

Albert Antonius (Albert) Trouwborst werd op 14 april 1928 geboren op het eiland Tarakan ten noord-oosten van Borneo (nu: Kalimantan) in voormalig Nederlands-Indië.
Hij studeerde antropologie (Indologie) in Leiden en promoveerde in 1950 op het proefschrift getiteld ‘Vee als voorwerp van rijkdom in Afrika’. Trouwborst was een van de eerste Nederlandse onderzoekers die naar Afrika trok. Hij leidde  veldonderzoeken in verschillende Afrikaanse landen. Met name in Burundi en Ruwanda waarvan hij als groot kenner zou worden beschouwd.
Onderzoek verrichten in zijn geboorteland Indonesië, kwam uiteindelijk ook op zijn pad. Albert Trouwborst zou een kenner worden van Aceh (Atjeh), de provincie in het noorden van Sumatra die bekend is vanwege de tientallen jaren durende oorlog die de sultans in de negentiende eeuw voerden tegen de Nederlanders. Tegenwoordig is Aceh meestal in het nieuws vanwege de invoering van de Islamitische wetgeving sharia in sommige delen van de provincie en in gemeenten. Dankzij onderzoekers als professor Trouwborst is er kennis beschikbaar die een genuanceerd beeld geeft van het ‘echte’ Aceh, waarbij niet alleen de rol van de Islam wordt belicht. De provincie was eeuwenlang een regio met een sterke eigen cultuur en identiteit. Die rijke geschiedenis en tradities kregen als gevolg van Nederlandse expedities om de provincie onder controle te krijgen, geen aandacht.
Albert Trouwborst trad met zijn interesse in de cultuur van Aceh in de voetsporen van Christiaan Snouck Hurgronje (1857 – 1936). deze Nederlandse geleerde was eind negentiende eeuw in de Westerse wereld  een van de vroegste en grootste kenners was van de Islam.

Albert Trouwborst was naast onderzoeker een bestuurlijk actieve Nijmegenaar. Het zal geen verbazing wekken dat die maatschappelijke betrokkenheid naar voren kwam in de soort organisaties waarvoor hij zich inzette. Het Afrika Museum in Berg en Dal was daarvan de meest prominente. Indonesië raakte niet uit beeld door zijn betrokkenheid bij de Stichting Arisan Indonesia (SARI). Hij bleef ook zo bevriend met enkele van zijn oud-studenten die SARI hadden opgericht. Zijn professionele en maatschappelijke leven zouden in 2004 leiden tot de beloning met een koninklijke onderscheiding.
Albert Trouwborst overleed in 2007.

Studeren in Leiden
Als student was Albert Trouwborst lid van het Leids Ethnologisch Dispuut ‘Waar Dromers Ontwaken’. Een van de leden was de internationaal eminente antropoloog J.P.B. de Josselin de Jong. Hij werd een van de grondleggers van de moderne antropologie in Nederland en gaf die een internationale uitstraling. In de jaren twintig deed hij onderzoek in Indonesië op het gebied van sociale organisatie en mythologie. Albert Trouwborst bevond dus zich in een inspirerende intellectuele omgeving en met de Josseling de Jong deelde hij de interesse voor zijn geboorteland Nederlands-Indië. Die inspirerende en wetenschappelijk succesvolle Leidse studieomgeving heeft hem zonder twijfel de wetenschappelijke vorming gegeven waardoor hij de  gewaardeerde antropoloog is geworden zoals vakgenoten hem hebben leren kennen.

Van museumconservator naar wetenschappelijk onderzoeker en docent
Na zijn studie bleef Albert Trouwborst in Leiden omdat hij in het Rijksmuseum voor Volkenkunde als conservator kon werken. Dat heeft hij acht jaar gedaan waarna hij naar Canada vertrok. Van 1960 tot 1964 was hij assistant professor aan de Université de Montréal. Dat dienstverband aan die katholieke universiteit zou hem voor ‘Nijmegen’ in ieder geval acceptabel maken voor het lectoraat waarvoor hij werd gevraagd. In 1964 begon Albert Trouwborst als lector antropologie aan de toen nog geheten Katholieke Universiteit in Nijmegen, tegenwoordig de Radboud Universiteit. Een in die tijd van verzuiling niet vanzelfsprekende aanstelling gezien zijn Leidse achtergrond. Albert Trouwborst kon evenwel als exponent van de “universiteit van de protestanten” gewoon aan het werk aan de toen nog geheten Katholieke Universiteit Nijmegen. In dezen zullen zijn persoonlijke kwaliteiten de doorslag hebben gegeven om de antropologie in de Keizer Karelstad te ontwikkelen tot een belangrijke speler in het wetenschapsgebied waar Leiden en Amsterdam de boventoon voerden. Overigens niet geheel onbegrijpelijk maar onterecht, werd de Nijmeegse antropologie lange tijd geassocieerd met de katholieke missie die in “verre, heidense landen” haar goede werken verrichtte. Hiermee suggererend dat de Nijmeegse antropologie niet waardenvrij zou worden bedreven en daarmee niet voldoend aan wetenschappelijke normen en validiteit. De  universitaire beleidsmakers beoogden met de aanstelling van Albert Trouwborst, die voortkwam uit de gerenommeerde Leidse school, de antropologie in Nijmegen aan een grote sprong voorwaarts te helpen. Het zal zéker niet in de weg hebben gezeten dat hij katholiek was en in Montréal in een katholiek instituut werkzaam was geweest.

Datum niet bekend, Leiden. Albert Trouwborst reageert op vragen van toehoorders Foto: Universiteit Leiden

Rol in de ontwikkeling van het vakgebied antropologie in Nijmegen
Albert Trouwborst’s loopbaan in Nijmegen viel in de periode waarin Nederland grote veranderingen meemaakte. Om te beginnen kregen veel meer jongeren toegang tot het wetenschappelijk onderwijs als gevolg van beschikbaar komen van studiebeurzen, ook voor de lagere en lagere middeninkomens. Belangrijk was de achteruitgang van de maatschappelijke en confessionele zuilen en de snel afnemende rol en invloed van traditionele gezagsdragers als politici, bestuurders, geestelijken en niet in het minst de eigen ouders of vorige generatie in het algemeen. Deze democratiserings- en individualiseringsprocessen manifesteerden zich bij uitstek in de universitaire wereld. De ontdekking van boeiende, op verandering van de samenleving gerichte visies en theorieën bleken een welkome vervanging van de losgelaten denominaties of anders als conservatief aangemerkt denken (zoals het liberalisme). Studenten vonden in toenemende mate dat wetenschap in dienst moest staan van een politiek-maatschappelijke ideologie. In het bijzonder om de onderdrukten van het kapitalisme en (neo-)kolonialisme te helpen bij hun emancipatie.
Middenin die maatschappelijke en universitaire constellatie moesten Albert Trouwborst en zijn twee mede-lectoren L. Triebels en G. van den Steenhoven een nieuw instituut vormen waarin de vakgebieden culturele antropologie en niet-Westerse sociologie werden ondergebracht. In termen van nu moest de Nijmeegse antropologie op de kaart worden gezet.
Daarin is hij geslaagd. Albert Trouwborst beschrijft in zijn herinneringen over de periode 1964 tot 1989 met hoeveel verschillende factoren te maken heeft gehad om de Nijmeegse antropologie als een gewaardeerd nationaal en internationaal kenniscentrum te vestigen. Om te beginnen had hij te maken met gevestigde personen en culturen binnen het vakgebied. Tegen het eind van de jaren zestig manifesteerde zich de kritische en soms geradicaliseerde (het marxisme had snel veel weerklank gekregen) linkse studentenbeweging. Deze eiste volwaardige zeggenschap in de samenstelling van het studieprogramma, benoemingen van wetenschappelijke stafleden en in het bestuur van de vakgroep.
De altijd voor dialoog en redelijk overleg ontvankelijke Trouwborst zal het niet altijd makkelijk hebben gehad. Hij was duidelijk over de studentenbeweging:

“De studentenacties vond ik bepaald niet leuk. Het eindeloos discussiëren en vergaderen werkte verlammend en maakte lange tijd serieuze wetenschapsbeoefening onmogelijk. Het werd allemaal niet veel beter toen later bestuurlijke organen de macht op de Universiteit in handen kregen wat de staf ertoe dwong een groot deel van de tijd te verdoen aan universitair politieke en bestuurlijke beslommeringen.”

Met de open blik als antropoloog en de verwondering die in dat vakgebied nodig zijn om nieuwe, onbekende verschijnselen te leren begrijpen, is hij er in geslaagd én het instituut een plaats te geven in de Nederlandse en internationale antropologiebeoefening én de organisatie overeind te houden in de woelige jaren tussen 1968 en 1980.
Tevreden en trots was hij vooral dat hij in zijn vak gelegenheid kreeg in zijn geboorteland Indonesië projecten en samenwerkingsverbanden tot stand te brengen. Zo kon hij een meer persoonlijke affiniteit samenbrengen tot een professionele.

Zijn laatste grote succes was de oprichting van het Centre for Pacific and Asian Studies(CPAS) dat is ondergebracht bij de vakgroep Antropologie en Ontwikkelingsstudies. Het heeft als doelstelling onderzoek naar de Pacifisch-Aziatische regio en de kennis erover te te bevorderen. Netwerken van personen en instellingen opbouwen en onderhouden maakt van die activiteiten belangrijk deel uit. De oprichting van het CPAS is een van de voorbeelden van Alberts Trouwborst sensitiviteit voor internationale ontwikkelingen waarop de Nijmeegse antropologie diende aan te sluiten. De huidige verschuiving van economische en politieke ontwikkelingen naar de Pacific Rim bevestigt alleen maar de keuze om onderzoek daarheen te hebben verplaatst.
In 1989 ging hij met emeritaat als hoogleraar sociale antropologie. Zijn afscheidsrede was getiteld ‘Spontaniteit en cultuur’. Zoals vele andere hoogleraren bleef hij gebruik maken het recht om zijn kamer te gebruiken op het instituut aan de Thomas van Aquinostraat.

1998. Concertgebouw De Vereeniging in Nijmegen. Albert Trouwborst geeft een lezing als gast van de op Indonesië gerichte Stichting Arisan Indonesia (SARI). De sterk toegenomen nationale en internationale aandacht voor Indonesië uitte zich bij een bredere groep geïnteresseerden n de behoefte aan gedegen informatie over het land. Foto: Humphrey de la Croix

Maatschappelijk betrokken en actief als bestuurder
Als sociale wetenschapper was Albert Trouwborst ook actief in maatschappelijke organisaties en initiatieven, veelal als bestuurder. In zijn woonplaats Nijmegen heeft hij deel uitgemaakt van het bestuur van het Afrika Museum. In de periode waarin hij daar actief was, groeide het museum van een bescheiden collectie ooit ingebracht vanuit de katholieke missie, uit tot een eigentijds goed gedocumenteerde collectie. Mede door de specifieke kennis en contacten van Trouwborst was dit mogelijk. Het museum is sinds 2005 vooral flink uitgebreid met openluchtobjecten zoals huizen en tuinen. Daarmee inspelend op de behoefte aan beleving van de hedendaagse bezoeker. Het Afrika Museum heeft ook een landelijk grote bekendheid en uitstraling gekregen.
Albert Trouwborst verbondenheid met zijn geboorteland kwam tot uiting in zijn betrokkenheid bij de in 1996 opgerichte Stichting Arisan Indonesia (SARI) die voortkwam uit enkele van voormalige studenten. Na hun afstuderen initieerden zij op Indonesië gerichte activiteiten zoals lezingen, reisadviezen en bijdragen aan publicaties, exposities en taalcursussen Indonesisch. SARI initieerde ook kleinschalige ontwikkelingsprojecten in Indonesië gericht op duurzame visserij en milieu-educatie. Trouwborst was met echtgenote Margot een vaste gast, soms op verzoek adviseur, een andere keer was hij bereid een lezing te verzorgen of een paneldiscussie te leiden. Misschien wel het meest onderhield hij een vriendschappelijke band met het ‘clubje’ waarin hij zijn verbondenheid met het ‘land van herkomst’ kwijt kon.

Ervaringen van oud-studenten en promovendi
Voorzitter van Stichting Arisan Indonesia SARI de Indische Nederlander Peter van Riel begon in 1984 met de studie antropologie en zag Albert Trouwborst voor het eerst tijdens een college. Hij kreeg al snel contact met zijn hoogleraar en ze raakten al snel aan de praat over Indonesië. Het land waar hij in 1928 werd geboren en waarheen hij na zijn studie Indologie in Leiden graag als bestuursambtenaar wilde terugkeren.
In de jaren negentig was Peter van Riel redacteur van het tijdschrift Archipel (later respectievelijk hetend Indonesia Magazine en East). Over de tijd na zijn afstuderen:

Ik was inmiddels student af, maar we bleven een nauwe band houden. Vele uurtjes bracht ik door in zijn werkkamer aan de Professor Asselbergstraat. Zijn vrouw Margot voorzag ons van koffie, thee of een glas wijn, al naar gelang het uur van de dag, en maakte terloops verhelderende opmerkingen over de onderwerpen waarover we in discussie waren: literatuur, antropologie en Indonesië. Albert zette mij op het spoor terug naar mijn roots. Onder zijn leiding deed ik onderzoek op Java en ik studeerde uiteraard bij hem af.

Vlak na de oprichting van SARI meldde Albert Trouwborst zich als een van de eerste leden en actief deelnemer aan lezingen en bijeenkomsten waarin Indonesië centraal onderwerp was. De jaren negentig was een periode waarin het land een sterke economische ontwikkeling doormaakte en bedrijven (reisbureaus, hotelketens, Philips, banken en andere particuliere investeerders) kansen zagen er zich te vestigen. Kennis over Indonesië werd veelgevraagd. SARI als kenniscentrum was bij uitstek voor Albert Trouwborst interessant om deel van uit te maken. Zo kon zijn kennis van land en volk worden benut én als “jongen van het land” bleef hij ermee verbonden.

Elias Rinsampessy promoveerde in bij Albert Trouwborst en beschrijft hem als leermeester, promotor en antropoloog als volgt samen, daarmee ook een huldebetoon gevend:

Zeer waarschijnlijk was ik de eerste en de laatste promovendus geweest  van wijlen Prof. Dr. Albert Trouwborst met een Molukse achtergrond en een zoon van een voormalige “ Ambonnese” ex-Knil militair.  “ Ambonese” ex-KNIL militairen, die in 1951 naar Nederland werden verscheept. Als student aan de – destijds nog – Katholieke Universiteit te Nijmegen heb ik colleges van hem gehad. Twee professoren, die in de voor mij roerige jaren ‘70 – harde en gijzelingsacties  van Zuidmolukse jongeren- tegenover elkaar stonden waren de hoogleraren Prof. Dr. L.F.Triebels en Prof.dr. A.A. Trouwborst. Ik werd tijdens mijn kandidaat s- en doctoraal studie begeleid door destijds nog dr. L.F. Triebels en gedurende het schrijven van mijn proefschrift werd ik begeleid door Prof. Dr. A.A. Trouwborst.
Wonder boven wonder ging de samenwerking erg goed. Deels , omdat ik wist dat Albert Trouwborst veel met Indonesia van doen had , deels omdat Molukkers in die periode een erg sterk vijand beeld had naar Indonesia. Vanuit mijn Molukse culturele achtergrond werd ik geleerd altijd U tegen mensen die ouder zijn en toen zei Albert ineens “ zeg maar Albert”. Dat was voor mij in het begin nogal moeilijk, maar uiteindelijk ging het erg goed en gingen we gelijkwaardiger met elkaar om.
Hij bracht mij in aanraking met de theorie van de Noorse antropoloog Frederik Barth, omdat centraal in deze theorie stond de ethnic boundaries benadering en de betekenis van de dynamiek van het cultuurbegrip “ the cultural stuff” zoals Barth dat pleegt te noemen. Deze benaderingswijze van etnische grenzen en de dynamiek van culturen bracht mij in hevig debat met prominente  Molukse leiders en met de Molukse bevolkingsgroep in Nederland. De titel van mijn proefschrift luidt dan ook : Saudara Bersaudara . Molukse identiteit in processen van cultuurverandering.
Nu na ruim 66 jaar verblijf in Nederland krijgen wij – Albert en ik en de theoretische benaderingswijzen, die we hadden gelijk en zien ook met een zekere blijheid dat “ de mens cultuur maakt en dat cultuur niet statisch is. In de huidige discussie over normen en waarden blijkt eens des te meer dat sommige Nederlandse politici nauwelijks iets begrijpen over de dynamiek van cultuur en het gegeven dat mensen cultuur maken.”
In mijn gesprekken met wijlen Professor dr. Albert Trouwborst  is mij bij gebleven dat ,alhoewel veel theoretici en beleidsmakers vaak ervan uitgaan dat het altijd gaat om verlies en winst,  Professor Albert Trouwborst ook van mening was dat er ook veel situaties zijn, waar de zojuist geschetste gedachtegang niet opgaat, maar dat mensen ook kunnen geven, zonder iets terug te  verwachten. Vanuit de gedachte van naastenliefde en vanuit de gedachte van mens tot mens gebruiken wij in het Maleis daarvoor het  begrip “ Kasih” Geven zonder winstbejag , zonder iets terug te verwachten”.

Koninklijk onderscheiden
In 2004 werd professor Trouwborst gedecoreerd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau vanwege zijn verdiensten voor de sociale antropologie, met name het adatrecht en de geschiedenis van de provincie Atjeh. Daarnaast is hij aangemerkt als een groot kenner van volk en cultuur van de Afrikaanse landen Burundi en Rwanda. Albert Trouwborst was ook actief voor het Afrika Museum in Berg en Dal, Stichting SARI Nijmegen (op Indonesië gerichte activiteiten), de Nederlandse Sociaal Antropologen Vereniging en de landelijke visitatiecommissie Culturele Antropologie.

burgerjaarverslag2004-7

2004 Stadhuis van Nijmegen. Albert Trouwborst als jonge Ridder in de Orde van Oranje Nassau met mede-ontvangers van een koninklijke onderscheiding heffen het glas met gastvrouw burgemeester Guusje ter Horst Foto: www.nijmegen.nl

Vereeuwigd als straatnaam in een nieuwe Indische buurt
Bij het zoeken naar personen die een Indische achtergrond hadden in de brede zin, viel de naam van professor Trouwborst al snel. Eerlijk gezegd niet vreemd omdat Stichting SARI een van de aanbevelingen opstelde voor het gemeentebestuur. Voor SARI was Albert Trouwborst, geboren op Borneo en kenner van volk en cultuur van Aceh een van de honderdduizenden in Nederland in wie de relatie tussen ons land en de voormalige kolonie onlosmakelijk besloten zat. Ja, hij was gewoonweg ook een ‘Indische jongen’. En tegelijk ook een Nijmegenaar.

17 maart 2016 In de nieuwe buurt Batavia in Nijmegen is een straat vernoemd naar Albert Trouwborst Foto: Humphrey de la Croix

17 maart 2016 De Albert Trouwborststraat in de zuid-noordrichting gezien. Foto: Humphrey de la Croix

17 maart 2016. Weduwe Margot Trouwborst met het straatnaambord dat wethouder Ben van Hees haar had overhandigd. Foto: Humphrey de la Croix

Reeks biografieën Indische straatnaamgevers Nijmegen 
Eerder publiceerden we in deze reeks:
Ernst Ferdinand Portier (1916 – 2008): krijgsgevangene aan de Birma-Siam spoorweg in verzet tegen de Japanners.
Wilhelm Linnemann (1895-1968): achtergronden bij de memoires van een Indisch topograaf
Jack Hompe: de carrière van een Indische bestuursambtenaar 1945-1950. Deel 1 en Jack Hompe: de carrière van een Indische bestuursambtenaar 1945-1950. Deel 2.

De biografieën van Indische straatnaamgevers Nono Wardenaar, Jan Nieraeth, J.M.C. Kloppenburg-Versteegh volgen in de loop van 2019.


Archief
Persoonsarchief van Albertus (Albert) Antonius Trouwborst.
In 2016 geschonken door Egbert Trouwborst aan het Katholiek Documentatie Centrum (KDC) van de Radboud Universiteit.

Literatuur
P.Meurkens, Vragen omtrent de mensheid. Culturele antropologie in Nijmegen 1948|1998, Aalten 1998. Uitgeverij Fagus.
A.A. Trouwborst, Van Arctic tot Pacific. Herinneringen aan 25 jaar culturele antropologie in Nijmegen (1964-1989), Nijmegen 1999. Uitgave van de vakgroep Culturele en sociale antropologie.

Internet
Pieke Hooghoff: Sociale geschiedenis | Nijmeegse straatnamencommissie zorgt voor een echte Indische wijk
Redactie www.indischhistorisch.nl: Vooraankondiging biografieën Indische naamgevers straatnamen in de nieuwe buurt Batavia, Nijmegen