Louise Hompe
Uitgeven in eigen beheer
Na een paar afwijzingen van uitgevers had ik er genoeg van. Mijn docent had me al gewaarschuwd; uitgevers ontvangen dagelijks postzakken vol met manuscripten waarvan de meeste linea recta terug gezonden worden of onbeantwoord in de prullenbak verdwijnen. Ik kreeg tenminste nog wel een aardige mail of brief retour met de reden van afwijzing; bij de ene uitgever wilden ze juist alleen maar een wetenschappelijke weergave van bronnen, bij de ander waren ze net gestopt met Indische familieportretten. Robert Vuisje kreeg zevenentwintig afwijzingen voordat zijn boek werd uitgegeven en daar zijn er nu tweehonderdduizend van verkocht. Maar ja, hij is een bekende journalist, die over de Amsterdamse jetset schrijft en zo brutaal was om over de billen van zwarte vrouwen te schrijven, dát verkoopt. Ik behoor tot de generatie die brieven vond waarin stille geheimen worden prijsgegeven in een koloniale tijd waarover lang werd gezwegen. De bezorgers van die brieven, mijn ouders, tantes en grootouders zijn al overleden en toch klinkt hun stem alsof ze nog leven. Het lezen van deze onbekende gevoelens en gebeurtenissen raakte mijn Indische ziel. Mijn boek ontstond door de memoires van mijn vader, de brieven en de bezoekjes aan nog levende familieleden met elkaar te verbinden. Na zeven jaar luchtpostbrieven ontcijferen, bronnenonderzoek, schrijven, herschrijven en herlezen, wilde ik mijn boek in de hand houden, kunnen vastpakken. En ik wilde eindelijk wel eens weten wat mijn familie ervan vond. Ik hoopte zelfs dat ik goede gesprekken zou hebben over hoe zíj naar ‘het Indische’ van onze familie kijken. Uitgeven in eigen beheer is dé oplossing voor matige schrijvers die geen uitgever kunnen vinden. Ik waagde de gok, straatarm ben ik niet en een kleine oplage kon ik wel betalen. Een spannende tijd begon met foto’s en kaarten uitzoeken, contacten heen en weer met de vormgever en gepuzzel om de stamboom inzichtelijk op één pagina tekrijgen. Als ik de eerste proefdruk in handen heb, is het al een echt boek.
Wat er aan vooraf ging: werken aan een boek
Na zes jaar zwoegen, zweten, herschrijven en nog eens herschrijven is mijn boek dan eindelijk klaar. Ik hoef alleen nog mijn lijst van uitgevers te selecteren, de laatste correcties van de schrijfclub te verwerken, de foto’s te scannen en wie weet ligt mijn boek dan volgend jaar in de etalage…Eerst moet ik mijn broers en zussen het manuscript nog laten lezen, maar… ze niets mogen veranderen. Vlak na de laatste schrijfclubavond in juni 2009 ging ik naar de begrafenis van de laatste zus van mijn vader, tante Tine. Nu zij is heengegaan is de eerste generatie van onze Indische familie uitgestorven. Uit de speeches bleek dat, na mijn laatste bezoek drie jaar geleden, haar bewustzijn schemerig is geworden. In het verpleeghuis toonde ze zich een agressieve old lady die menigeen liet struikelen door haar stok op onverwachte momenten recht voor zich uit te steken. Ze schold en schreeuwde, ze ging de plaaggeesten te lijf die haar hersenen pijnigden. Ik zag bevestigd dat verdringing zich altijd wreekt. De katholieke uitvaartmis was bijna vooroorlogs, ik wist niet dat die zware kost nog bestond. Buiten op de begraafplaats stond een geluidsinstallatie klaar. De pastor bewierookte de kist en door de geluidsboxen klonk ‘terang bulan’, ‘nina bobo’ en ‘soerabaja’. Nu herkende ik ook enkele neven en nichten in de groep mensen die om het graf een plekje zochten. Van iedere tante of oom was tenminste één nazaat aanwezig. De klanken van de Indische liedjes brachten ons tot tranen, we omhelsden elkaar troostend. We dachten aan onze eigen overleden ouders.
De reactie van de familie: Indisch zwijgen? Tijdens ons jaarlijkse familieweekend op een van de waddeneilanden is het moment aangebroken om mijn broers en zussen mijn boek te geven. Alleen mijn jongste neef reageert enthousiast, de rest kijkt langs mij heen, een koude hand grijpt om mijn hart. Tijdens de weken die volgen wacht ik in spanning op de reacties, maar het blijft stil. Alleen mijn jongste broer zegt er iets over, hij reageert via de telefoon. Hij zat niet te wachten op de seksscènes tussen mijn ouders, en moest dat stuk over het puberen van mijn neefje erin en vooral de moederrol van mijn zus? Hij vertelt dat er onderling druk over gepraat wordt, alleen niet met mij. Ik onderdruk de neiging om ernaar te vragen. Een Joodse vriend adviseert mij om het initiatief bij hen te laten; in zijn familie gebeurde iets vergelijkbaars, sommige familieleden reageerden pas na vier jaar, en waren achteraf toch dankbaar. Ieder heeft zijn eigen tijd nodig om te verwerken. Jan Brokken vertelde dat hij geen contact meer heeft met zijn broer na publicatie van zijn autobiografisch boek over Rhoon.
Reactie van de lezers en ontvangst in de media
Ik geef een interview aan de lokale Groninger krant, waarin een paginagroot artikel verschijnt. Ik krijg positieve reacties van uiteenlopende mensen en er worden veel boeken besteld. De Moesson schrijft een korte annonce en ik ben apetrots. Bijzondere reacties krijg ik van ‘veteranen’. Onverwachts word ik gebeld door een vijfentachtigjarige Brabander die mijn boek in Sulawesi heeft gelezen, via mijn lieve vriendin Bian. Door haar brief, zo lief en vol waardering, ‘je hebt precies beschreven hoe het toen was’, ben ik tot tranen geroerd. Van de adjudant van generaal Spoor, van wie ik toegang kreeg tot zijn uitgebreide filmarchief, ontvang ik een keurig getypte brief, ook al is hij bijna negentig. Hij gaat in op het einde van mijn boek, waarin ik mij afvraag hoe mijn vader en tantes gereageerd zouden hebben op het huwelijk van mijn oudste neef met een Japanse vrouw. Is vergeving wel mogelijk, vraagt hij zich af? ‘Vergeven kan alleen als de dader van het kwaad tegenover het slachtoffer zijn schuld erkent.’ Hij verwijst naar de herdenkingsrede van Willem Nijholt een paar jaar geleden; “klakkeloos vergeven miskent de ernst van het bedreven kwaad.”.
Te gast op de Tong Tong Fair: erkenning in Indische kring Door deze reacties wordt mijn verdriet over de stille afwijzing van mijn broers en zussen verzacht. Mijn neven en nichten, de derde generatie, hebben mijn ouders niet of heel kort gekend, ze zijn me eeuwig dankbaar. ‘Wat een tof wijf was onze oma’, en ‘nu snap ik pas wat daar allemaal gebeurd is.’ Helemaal opgetogen ben ik als ik een uitnodiging krijg om tijdens het TongTong Festival in het Bintangtheater geïnterviewd te worden. Het bezoeken van de Pasar Malam is een jaarlijks terugkerend ritueel waar ik naar uit kijk. Ik ga vaak de eerste woensdag wanneer de Molukkers er zijn of als er een literair festival of Indische studiedagen wordt georganiseerd. Ik voel altijd al opwinding vanaf het moment dat ik in Groningen in de trein stap en de eerste Pasarstelletjes in de coupé tegenkom. Oude Indische dametjes en heren zitten gezellig te kletsen en delen hun lunchpakketten met elkaar. Grote lege tassen gaan mee om al de inkopen in mee te zeulen; verse doerian, pasteitjes, bakbanaan en zelfs melati-planten. Als ik in Den Haag uit de trein stap wordt de stoet Pasargangers steeds langer. Altijd weer wellen er tranen op bij de blik van de vrouwen in sarong en wrong in hun haar, die voorzichtig naar de kassa schuifelen. De mannen met keurig gekamd brillcream haar en gepoetste schoenen, kinderen en hippe kleinkinderen ondersteunen hen. Er wordt gelachen, omhelsd, aan één stuk door gegeten, geshopt, gedanst, het is één grote reünie. Ik mag een bijdrage leveren aan de ‘feestvreugde’, wat een eer. Mijn vader ging vroeger nooit, hij vond het een ordinaire markt waarmee alleen de commercie gediend was. Mijn tante vond dat de Pasar Malam niet meer de oude was sinds die van de Houtrusthallen naar het Malieveld verhuisd is. En ik, de blondste van de hele familie, loop al te snotteren zodra ik de geuren ruik. Is het de herinnering aan mijn oma en tantes, mijn verdriet dat ik ‘mijn Indische gevoel’ nooit met hen heb kunnen delen? Edy Seriese zal mij en twee andere schrijvers die ook een boek in eigen beheer hebben uitgegeven, een aantal vragen stellen. Boekhandel Van Stockum biedt mij een signeersessie aan. Ik word ook een beetje zenuwachtig, ik laat nog honderd boeken bijdrukken, want ik weet echt niet wat ik kan verwachten aan belangstelling. Er moet een flyer gemaakt worden. Ik boek een hotel om te overnachten in Den Haag en een vriendin zorgt ervoor dat ik een website heb en te vinden ben op het net.
Geen broers en zussen, maar in goed gezelschap
Mijn broers en zussen nodig ik niet uit maar ik vind het fijn als mijn oude oom die de hele stamboom heeft uitgezocht en mijn nichten er ook bij zijn. Een aantal leden van de schrijfclub komt ook. Mijn ‘fanclub’ zit vooraan in de zaal die veel groter is dan eerdere jaren. Door de enorme lange rij bij de kassa’s kan niet iedereen op tijd bij de zaal zijn maar er druppelen steeds meer mensen binnen. Het thema leeft, dat is duidelijk. Mijn medeschrijvers en ik worden door Edy geïntroduceerd. Onze overeenkomst is het thema ‘familiegeschiedenis’ en dat we ons boek in eigen beheer hebben uitgegeven. Ton Welter, heel toevallig een naamgenoot van de familie van mijn oma, – hij hoopt dat hij familie van mij is-, publiceerde ‘de onmaakbaarheid van het leven’. Hij beschrijft hoe zijn leven in Nederland verloopt als zoon van een Indische moeder die een kampverleden heeft en die de voogdij over hem al vroeg kwijtraakt. Een leven waarin hij moet vechten voor zijn bestaan, als kind maar ook in zijn carrière en later als echtgenoot en vader. Indië speelt verder geen rol in zijn boek, dat hij via boekscout.com heeft uitgegeven. Joyce Voorwinden van ‘Indië, herinneringen aan het prachtige land waar ik geboren ben’ beschrijft haar jeugd in Indië, zij heeft alles zelf uitgetypt en gekopieerd. Edy vraagt ons tips voor de mensen in de zaal die ook overwegen een boek te schrijven. Veel Indische mensen van de eerste generatie overlijden nu, kinderen en kleinkinderen vinden films, fotoboeken, brieven, kisten met uniformen en onderscheidingen, aandenken uit het kamp of dagboeken. Ik deed een paar jaar geleden mee aan het brievenproject van het KITLV. Zij drukken iedereen op het hart de erfenis niet met het vuilnis mee te geven.
Een echte schrijver: verkopen en signeren
We kunnen er nog uren over door praten maar de klok tikt. Na afloop signeren we onze boeken bij de TongTong stand. Dat wordt een teleurstelling, bijna niemand wil ons boek kopen. We hebben wel leuke gesprekken en het komt in mij op dat een workshopvorm goed zou passen voor dit onderwerp. Ook de volgende dag tijdens de signeersessie bij Van Stockum krijg ik weinig belangstelling. Geen wonder ook, ik zit tussen Yvonne Keuls, Marion Bloem en Paula Gomes in. Allemaal beroemdheden die veel boeken verkopen, waarvoor ze in de rij staan. Paula Gomes is een uitstekende verkoopster, ondanks of misschien dankzij haar hoge leeftijd is ze zeer geliefd. Haar tere gestalte herbergt een humoristische kijk op het leven en een aangeboren talent om mensen uit de tent te lokken. Het is heerlijk naast haar te zitten en van haar ‘trucs’ te leren. We gaan samen een glaasje wijn drinken in het café. Het was senang, ik was erbij, maar ik heb geen boek verkocht!
Noten
1) In het Nationaal Archief in Den Haag bevinden zich de bronnen van het Ministerie van Defensie: Archieven Nummer Toegang: 2.13.132. Inventaris van de collectie archieven Strijdkrachten in Nederlands-Indië, (1938 – 1939) 1941 – 1957 [1960]. Voor de inventaris: http://www.nationaalarchief.nl/toegangen/pdf/NL-HaNA_2.13.132.ead.pdf En ook: Archieven Nummer Toegang: 2.13.130 Inventaris van het archief van de Nederlands Liaison Officier bij het Algemeen Hoofdkwartier te New Delhi en de Nederlands East Indies Liaison Mission bij het Hoofdkwartier Allied Land Forces South East Asia, 1942-1946. Voor de inventaris: http://www.nationaalarchief.nl/toegangen/pdf/NL-HaNA_2.13.130.ead.pdf
2) Sophia Kruyswijk-van Thiel, Vrouwenkorps van het voormalig Koninklijk Nederlands-Indisch Leger 1943-1950, Amsterdam 2004. De schrijfster heeft zelf gediend in het korps en behandelt niet alleen de geschiedenis, maar heeft haar eigen ervaringen in het onderzoek verweven.
3) De Geallieerden hadden besloten dat de Australiërs het gezag in Indië in onder anderen Celebes en de Grote Oost, in handen zouden nemen na de capitulatie van Japan. Zij waren de enigen die troepen in de regio hadden. De zusters van J.M.J.: de Zusters van de Sociëteit van Jezus, Maria en Jozef. De Jezuïetenpater Mathias Wolff is de stichter van onze congregatie. Vanaf 1816 is hij met een medebroeder Jezuïet werkzaam in de Barbaraparochie in Culemborg. Naast Nederland zélf, vormde Nederlands-Indië een provincie van deze orde. Voor meer informatie: http://www.socjmjnl.nl/
4) De Minahasa-regio is een district binnen de provincie van het schiereiland van Noord-Sulawesi, het noordoostelijke deel van het eiland Sulawesi, dat bestaat uit vier regio’s: Bolaang Mongondow, Gorontalo, Minahasa en de kleine eilanden van Sangihe en Talaud. Minahasa is een etnische groep in Noord-Sulawesi. De regio is ook bekend om de vruchtbare aarde waar een gevarieerd planten- en dierenleven gedijt, zowel op het vasteland als in zee. Minahasa is een van de weinige gebieden in Indonesië die vrijwel geheel christelijk is. Hun eerste contact met Europeanen was de aankomst van Spaanse en Portugese spijshandelaren in de zeventiende eeuw. Toen de Nederlanders er kwamen, werden de Minahasa christenen. Nederlandse invloeden bloeiden op en onderdrukten de bestaande tradities.
5) Jack Hompe werd ingezet bij de Netherlands Indies Civil Administration (NICA), die in het leven was geroepen om eerst onder militair gezag en later het civiele, het bestuur en het gezag in de kolonie te herstellen. Vanaf maart 1944 actief om het burgerlijk bestuur na de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië te herstellen; zij kwamen achter de geallieerde acties aan, later gingen ze met de eerste aanval mee, vanwege communicatieve problemen. Haar taken waren: de orde herstellen en het invoeren van een regelmatig bestuur, helpen bij zuiveringen, uit de bevolking krachten aantrekken t.b.v. NICA, KNIL, Kon.Marine en civiele diensten, verdediging van bezette gebieden en het voortzetten van de strijd. Aanvankelijk opereerde ze vanuit Camp Columbia bij Brisbane in Australië, en viel onder geallieerd opperbevel. Ze verwachtten gelijk met de geallieerden op te kunnen trekken, maar de plotselinge capitulatie van Japan verraste ze, en konden ze door gebrek aan scheepsruimte en Britse medewerking niet meteen naar Java. Vooral op Java bestond er grote angst voor NICA, omdat de pemoeda’s haar zagen als zwaarbewapende macht die het Nederlands gezag moest herstellen. Begin 1946 veranderde zij haar naam in ‘Allied Military Administration Civil Affairs Branch’ (AMACAB). Na het vertrek van de Britten uit Indië/Indonesië werd de naam: “Tijdelijke Bestuursdienst”.
6)
Gepubliceerd van Louise Hompe op deze website:
Zielenheil van een debutante. Deel 2
Jack Hompe: de carrière van een Indische bestuursambtenaar 1945-1950. Deel 1.
Jack Hompe: de carrière van een Indische bestuursambtenaar 1945-1950. Deel 2.
Internet
www.louisehompe.nl