Sociale geschiedenis | Indische sporen in Nijmegen en Hees. De Stichting Verblijf voor den Oud-Indisch militair, Huize Insulinde. Deel 2

Maikel Ehlebracht

Huize Insulinde stond vanaf 1931 in het Nijmeegse Hees en was een tehuis voor oud-Indische militairen. Het was een villa die eerder bewoond was geweest door de familie Oscar Carré, de circusdirecteur uit Amsterdam. In 1974 is op de plaats van de villa een complex van 61 bejaardenwoningen gebouwd, Geulstraat 1 t/m 111 en Schependomlaan 2 t/m 12. In het eerste deel is een portret geschetst van dit bijzondere tehuis voor Indische militairen, verlofgangers en repatrianten in Nijmegen dat tussen 1918 en 1970 heeft bestaan. Nadat in 1969 het bestuur besloten had om de Stichting Bejaardentehuis Insulinde op te laten gaan in de “Stichting Bejaardentehuizen Nijmegen”, kwam na eenenvijftig jaar een einde aan de Stichting Verblijf voor den Oud-Indisch Militair.

In dit tweede deel:
Het dagelijks leven in Insulinde Een interview met mevrouw M. de Santy, dochter van oud-directeur drs. H.A.P. de Santy ( directeur van Insulinde 1955-1968). Het interview vond plaats op 8 mei 2009.

Inleiding
Het onderzoek in het Gemeente Archief van Nijmegen naar huize Insulinde leidde naar de naam van directeur H.A.P. de Santy tegen. Via Jan Brauer van de werkgroep Historiën van het Dorpsbelang Hees kwam ik in contact gekomen met de dochter van de heer de Santy, mevrouw M. de Santy. Ze wilde me graag te woord staan. Tijdens dit interview dat drie uur zou duren heb ik mevrouw de Santy twee belangrijke vragen gesteld: Hoe was het leven op Insulinde? en Hoe was het voor uw vader om directeur van Insulinde te zijn?

Het interview met mevrouw M. de Santy
Wie was uw vader en hoe is hij directeur van Insulinde geworden?

“Mijn vader werd in 1906 geboren in Amsterdam tijdens het groot-verlof van mijn opa die bij het Binnenlands Bestuur controleur en later assistent-resident op Java was. In 1927 vertrok hij naar Nederland om te studeren. Mijn vader heeft Indologie gestudeerd aan de Leidse Universiteit, een opleiding die gewenst was voor het vervullen van functies bij het Binnenlands bestuur in Nederlands Indie. In Leiden heeft hij mijn moeder ontmoet en haar meegenomen naar Indie. Hij werd aangesteld als Controleur van het BB in Batavia, vlak voor de oorlog gestationeerd in de Grote Oost in de Noord Molukken op de Soela-eilanden die tot het gebied van de Sultan van Ternate hoorden. Dat hij bij de inval van de Japanners niet is gedood was volgens hem te danken aan de bescherming die hij van de sultan had verkregen door een speciale ceremonie waarbij hij tot Vertegenwoordiger van de Sultan was benoemd (misschien Haldakan genoemd) Zowel mijn vader als moeder kwamen in een concentratiekamp terecht en zij kregen evenals de ouders van mijn vader in 1948, groot verlof om naar Nederland te gaan. De optie om terug te keren kwam niet meer; ze gingen in Haarlem wonen. Daar hebben ze een tijdje gewoond en ben ik ook geboren. Op 8 januari 1955 heeft hij vervolgens gesolliciteerd naar de baan van directeur van Huize Insulinde en hij is op 19 januari 1955 benoemd.”

Hoe vond uw vader het, om directeur te worden van Insulinde?

“Mijn vader was om verschillende redenen erg blij dat hij directeur van Insulinde mocht worden. Zo was hij vanwege zijn Indische roots blij dat hij tussen de Indische mensen kon komen te werken, zo kon hij de contacten met o.a. Bronbeek en andere Indische instellingen blijven onderhouden. Hij bezocht regelmatig bijeenkomsten van Oud-Indisch militairen in onder andere Bronbeek en de Prins Hendrik Kazerne. Ook was hij erg blij om als oud-koloniaal ambtenaar bij een Indisch georiënteerde organisatie aan de slag te kunnen, in een tijd waar de arbeidsmarkt werd overspoeld door (oud-)ambtenaren en burgers uit de voormalige kolonie.”

Directeur H.A.P. de Santy in zijn kantoor begin jaren ‘60 Bron: fotocollectie De Santy

Directeur H.A.P. de Santy in zijn kantoor begin jaren ‘60 Bron: fotocollectie De Santy

Hoe was het voor u als kind om op Insulinde te leven? Het was een prachtig groot huis, met een heerlijke tuin eromheen. Deze tuin was voor ons als kinderen geweldig, al mochten we van onze vader niet altijd met teveel kinderen hierin spelen omdat hij bang was dat we overlast zouden veroorzaken. Er was een mooie grote boomgaard met appel en kersenbomen en een groot gazon,met in het midden een mooie plek van rododendrons. Dit noemde we het eilandje. Mevrouw de Santy met haar moeder in het park van Insulinde, halverwege de jaren 50.

Mevrouw de Santy met haar moeder in het park van Insulinde, halverwege de jaren 50. Bron: fotocollectie De Santy

Mevrouw de Santy met haar moeder in het park van Insulinde, halverwege de jaren 50.
Bron: fotocollectie De Santy.

Er stond een grote kastanjeboom in de voortuin, daaronder stond meneer Kablauw die had zijn invalidenwagen daar vaak geparkeerd. Ook kwam daar volgens mijn broer een mevrouw Carré vaak naar de boom kijken waar ze volgens eigen zeggen, in haar jeugd vaak geschommeld had. Na verloop van tijd is er een stuk grond aan de achterkant van de buren gekocht, daar kwam een aantal moestuintjes. Ook was er een hok met varkens, die om de zoveel tijd bij een slager op de hoek geslacht werden. De tuin was erg groot, je kon daar dan met je fiets fijn rondjes rijden. Onder de villa was een grote fietsenkelder en in de vele stook en voorraad hokken kon je ook fantastisch spelen en dwalen. Als je bij de centrale entree binnen kwam je een grote hal terecht waar zich een grote houten statige trap bevond, ik voelde me daarop altijd net een prinsesje. Beneden aan de rechterzijkant was er een smalle entrée, met rechts een eetzaal, conferentie zaal, een biljartzaal met een groot biljart, met aansluitend de bibliotheek. Aan de linkerkant vooraan het gebouw had je een kleine ziekenzaal en het kantoor van mijn vader. Wat overigens naar mijn mening maar erg klein was voor een directeur. Op de eerste verdieping had je grotere kamers, met voor aan de zijkanten twee grote kamers met balkon. Veel van de kamers waren klein, ze beschikten buiten een kast en een bureau over een opklapbed, om ruimte te besparen. Je kon daar nog een trap omhoog, daar kwam je op de verdieping onder het dak waar zich de eenpersoons kamers bevonden. Alle kamers en eigenlijk de gehele villa waren eenvoudig en tamelijk oubollig ingericht. Met uitzondering van een aantal muren, die versierd waren met allerlei speren en andere Indische souvenirs die bewoners meegebracht hadden. Via een trap in de linnenkamer kon je op het dak komen, waar een sirene stond.

De bewoners zaten niet vaak op hun kamer, meestal zaten ze voor op het bordes, hier konden ze dan van de tuin genieten en naar het langskomende verkeer kijken. Verder brachten ze hun tijd door in de bibliotheek,biljartzaal of in de gemeenschappelijke eetzaal en recreatiezaal. Hier deden we vaak alles samen, van het gezamenlijk eten in de eetzaal tot het vieren van verjaardagen en feestdagen. De bewoners vonden dit geweldig en verwenden ons tijdens sinterklaas en kerst vaak extra. In mijn tijd woonden er geen jonge families meer in het tehuis, met uitzondering van een jonger paar woonden alleen ouderen.

Kerstviering in Huize Insulinde, omstreeks 1959.  Bron: fotocollectie De Santy

Kerstviering in Huize Insulinde, omstreeks 1959.
Bron: fotocollectie De Santy.

De bewoners hielpen ook vaak mee met huishoudelijke klusjes, zoals het rondbrengen van de avondboterham of het schillen van appels en andere soorten fruit of groente uit de boomgaard en moestuin. Dit deden ze geheel vrijwillig, vaak gezellig samen om zich op die manier nuttig te maken voor het tehuis.

Bewoners schillen samen de appels uit de boomgaard. Bron: fotocollectie de Santy.

Bewoners schillen samen de appels uit de boomgaard.
Bron: fotocollectie de Santy.

Een in de zoveel tijd gingen we als daar geld voor was, met de bewoners op excursie. Dit was iedere keer weer iets anders, zo zijn we met de bewoners naar het oorlogsmuseum in Overloon geweest, brachten we regelmatig een bezoek aan Bronbeek en zijn we ter ere van mijn verjaardag een keer naar de Efteling gegaan. We brachten veel tijd door met de mensen in het tehuis, sommige van de bewoners werden voor ons een soort van ooms en tantes. De mensen hebben ons dan ook erg gesteund tijdens het ziekte en sterfproces van mijn eerste moeder.

Mevrouw de Santy tussen twee bewoners van Huize Insulinde, omstreeks 1957.  Bron: fotocollectie De Santy

Mevrouw de Santy tussen twee bewoners van Huize Insulinde, omstreeks 1957.
Bron: fotocollectie De Santy

Achter de villa stond ons huis, deze was verbonden met een gang, die begon in de keuken van het tehuis. Mijn vader had namelijk als voorwaarde bij zijn baan als directeur, dat we gratis kost en inwoning hadden.

De directeurswoning achter huize Insulinde begin jaren 60.  Bron: fotocollectie De Santy

De directeurswoning achter huize Insulinde begin jaren 60.
Bron: fotocollectie De Santy.

Ik heb gelezen dat uw vader op een vervelende manier is weggegaan bij Insulinde. Het is hierbij zelfs tot een rechtzaak gekomen. Zou u mij hier misschien meer over kunnen vertellen?

Er is rond 1966 een voor mijn vader vervelend interview in de krant komen te staan. Hierin stond geschreven dat mijn vader een schrikbewind zou voeren, dat hij doormiddel van het bezuinigen op het eten en andere dingen het leven van de bewoners zou verzieken. De klacht zorgde er voor dat mijn vader van de ene op de andere dag op non-actief gesteld werd. Hij mocht het tehuis waar hij zich 13 jaar met hart en ziel voor ingezet had op straffe van ontslag niet meer betreden. Mijn vader zei hierover het volgende:’ ik leg me hier om de verdommenis niet bij neer, maar ja Barbertje moet hangen’ wat zoiets betekent als; ook al ben je onschuldig je blijft verdacht.

Helaas was de sfeer tussen het bestuur en mijn vader vanaf toen ernstig verziekt. Er werd zonder mijn vader en mijn tweede moeder ( die hoofd van de huishouding was) er van op de hoogte te stellen een nieuwe verpleegster aangenomen, nieuw servies aangeschaft. Bovendien stond ons eten stond voortaan in het gangetje voor de deur te wachten. Tijdens de rechtzaak kwam naar voren dat mijn vader zeer veel voor de mensen in het tehuis overhad en zijn taak meer dan voortreffelijk had verricht. Hij is dan ook het gelijk gesteld en heeft een schadevergoeding gekregen van 30.000 gulden. Desondanks heeft de hele nasleep hem geen goed gedaan, nadat hij 13 jaar lang alles had gedaan voor het tehuis. En nu werd hij er zo’n manier voor bedankt.

Natuurlijk kon hij soms streng zijn, wat moet anders verwachten van een voormalig controleur en vertegenwoordiger van de Sultan van Ternate, maar hij kon zeker op het juiste moment zijn hart laten spreken. Mijn vader is in 1976 overleden.

Het andere artikel in deze tweedelige serie
Indische sporen in Nijmegen en Hees. De Stichting Verblijf voor den Oud-Indisch militair, Huize Insulinde. Deel 2.

Informatie op het internet
www.noviomagus.nl

Literatuur
Pieke Hooghoff, Bandoeng aan de Waal. Indische Nijmegenaren in het begin van de twintigste eeuw, 1900-1940, Nijmegen 2000. Uitgeverij Roelants.
Hierin is de geschiedenis van Indische Nijmegenaren 1900-1940 beschreven. In Nijmegen woont een behoorlijk aantal oud-Indischgasten en Indische Nederlanders of Indo-Europeanen die naar de stad aan de Waal zijn getrokken; nakomelingen van kolonialen en andere Indischgasten en ook van de repatrianten van na 1945 (koloniale militairen, ondernemers, religieuzen en onderwijzers). Verhalen van illustere Indische Nijmegenaren als schrijver Tjalie Robinson en schilder Jan Toorop komen in het boek voor.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Time limit is exhausted. Please reload CAPTCHA.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.