Sociale geschiedenis | Modjokerto, Mojokerto: een Javaanse provinciestad in de “grote geschiedenis” (6)

Humphrey de la Croix

Japanners bezetten Modjokerto

In de voorgaande vijf afleveringen heb ik in grote lijnen de geschiedenis van mijn geboorteplaats Modjokerto tot in de jaren dertig van de vorige eeuw doorlopen. De kleine plattelandsplaats groeide vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw uit tot een middelgrote stad. De regio rond Modjokerto behoorde tot de grootste producenten op Java van rietsuiker. In de eerste twee decennia van de twintigste eeuw ging het economisch erg goed.  In Modjokerto en omgeving woonden “suikerbaronnen” als de familie van Eschauzier. voort.
Die voorspoed zou eindigen. De Grote Depressie van de jaren dertig sloeg hard toe en zorgde voor werkloosheid en armoede. Tegen de tijd dat de economie zich herstelde, was er de dreiging van oorlog.
In dit zesde artikel over Modjokerto geven we een indruk van hoe de stad in de oorlog werd betrokken.

Gebrek aan primaire bronnen over de Japanse bezettingstijd
Informatie die in details zou kunnen weergeven hoe het met de Europeanen en Indo-Europeanen uit Modjokerto is gegaan, ontbreekt. Vragen over aantallen, transporten, verspreiding over andere kampen op Java en buiten de kampen gebleven personen hopen we later na diepgaander onderzoek te kunnen beantwoorden. Een andere beperking is dat we weinig informatie van tijdgenoten (of bronnen die zij hebben achtergelaten) konden achterhalen die de periode uit eerste hand kunnen beschrijven.
Voor nu moeten we daarom volstaan met de weinige informatie over Modjokerto in de Tweede Wereldoorlog. Ook heb ik de regio rond de stad erbij betrokken omdat daarover meer gegevens te vinden zijn.

Op de oorlog voorbereid
Oorlog in de twintigste eeuw ging niet alleen meer tussen twee le, maar betrok de gehele samenleving erin. Iedere inwoner die er toe in staat was, moest zijn bijdrage leveren ter voorbereiding op een eventuele staat van oorlog. Al in de Eerste Wereldoorlog speelden vrouwen een onmisbare rol in de oorlogseconomie. In Indië was in 1939 de Centrale Commissie tot Organisatie van Vrouwenarbeid in Mobilisatietijd (COVIM) opgericht. 1)
Doel was de vrouwelijke bevolking te laten bijdragen in de defensie-inspanning. De werkzaamheden bestonden uit EHBO-lessen geven, voorbereiden van aan- en afvoer van gewonden en mensen op de vlucht, kleding verzamelen en gereed leggen, noodkeukens inrichten en gewonden-nesten. Voor veel Europese vrouwen zal het wennen zijn geweest om uit hun comfortabele leefomstandigheden te moeten stappen door zelf aan de slag te moeten, niet geholpen door personeel. Moreel gezien was er natuurlijk geen sprake van een keuze. 2)
Ook in Modjokerto was een lokaal comité van het COVIM zich aan het voorbereiden op de oorlog. Op donderdagochtenden konden vrouwen zich bij het secretariaat in de sociëteit Concordia zich laten inschrijven als vrijwilliger. Voor de duidelijkheid moet worden vermeld dat er ook veel vrouwen zich inspanden zonder lid te zijn van het COVIM.

1941. Het lokale COVIM-comité in Modjokerto leverde een bijdrage in de oorlogsinspanning, Deze Indonesische, Nederlandse en Indo-Europese vrouwen houden zich eendrachtig bezig met naai- en verstelwerk. Bron: Beeldbank WO2 – NIOD, Beeldnummer 54490 / 6819-NI

Spitfirefonds
De Nederlandse inwoners van de kolonie waren nadat Duitsland West-Europa, Denemarken en Noorwegen had bezet, opgeroepen Groot-Brittannië financieel te steunen. Van 1940 tot begin 1942 werden via het Spitfirefonds in Nederlands-Indië onder de burgerij geld ingezameld voor de aankoop van Spitfires voor de Britse Royal Air Force, de RAF. Engeland dankte aan de succesvolle inzet van deze jachtvliegtuigen dat Duitsland afzag van een invasie in 1940. In totaal werden 100 stuks via dit fonds, dat naderhand “Prins Bernhard Fonds” ging heten, aangekocht. De door Indië geschonken toestellen ontvingen meestal Indische namen en deden bij RAF-squadrons dienst.
In Modjokerto was van 4 tot en met 7 augustus 1941 voor de fondsenwerving een Spitfiretoestel geplaatst op het terras van de sociëteit Concordia. Volgens de correspondent van het Soerabaijasch handelsblad van 12 augustus 1941, trok het toestel een groot aantal belangstellenden. Verschillende kinderen hadden een papieren strook gekocht en hun namen erop vermeld. Ze plakten de stroken op de romp van het vliegtuig geplakt als bewijs van de donatie. Aan het eind van de dag was voor 230 gulden aan strookjes verkocht en betaald. Tijdens de dagen dat de Spitfire in Mojokerto was, werden in de avonduren drie verlichte V-tekens zichtbaar als teken van vertrouwen in de uiteindelijke victorie van de geallieerden over de agressieve As-landen. De Centrale COVIM-organisatie had trouwens als doel gesteld aan prins Bernhard en prinses Juliana een Spitfire te schenken. De actie in Mojokerto maakte deel uit van deze fondsenwerving. 3)

Het begin van het einde: Japan valt aan
Toen het KNIL op 9 maart 1942 voor de Japanse agressor capituleerde, zou het leven  voor de inwoners van Indië nooit meer hetzelfde zijn. De meest ingrijpende verandering was dat Nederlanders en een gedeelte van de Indo-Europeanen in kampen werden geïnterneerd. De Japanners hadden de Indonesische volken bevrijd van het Westerse juk en zouden hen leiden naar nieuwe, betere tijden. Op propagandafoto’s staan Indonesiërs de Japanse troepen juichend te begroeten.

De aanval op Java
Na de verloren slag in de Javazee op 27 februari 1942 lag de noordkust van Java open voor de landing van de Japanse troepen. Die aanval zette in op 1 maart op meerdere plaatsen in het noorden van Java. De invasie verliep zeer voorspoedig. Opmerkelijk omdat de Japanse troepen niet zwaar uitgerust waren en hooguit lichte tanks en kanonnen inzetten. Indonesiërs en Europeanen verbaasden zich over de sjofel uitziende vijand, vaak lopend op gymschoenen en de fiets als transportmiddel. Door deze troepen waren de Nederlanders zo snel verslagen. 4)

De Japanners vielen aan in Rembang aan de noordkust van Midden-Java. Van daaruit gingen ze oostwaarts richting de strategisch havenstad Soerabaja. De KNIL-eenheden konden hun stellingen niet verdedigen en trokken zich oostwaarts terug. Op 6 maart trokken KNIL-detachementen door Modjokerto. De plaats viel de volgende dag in handen van de vijand. 5)
Over deze gebeurtenis heeft W.H. Keasberry (1899 – 1972) in 1965 een verslag geschreven waarmee toekomstige historici hun voordeel konden doen. Het relaas is gebaseerd op aantekeningen van zijn broer Arthur Neville Keasberry (1895 – 1945) en schoonzuster Marie Antoinette van Beekom (1903 – 1992) die in Modjokerto woonden op het moment van de invasie.
Keasberry schreef het verslag niet op basis van de eigen ervaring ter plekke. In dit artikel is dankbaar gebruik gemaakt van deze zeldzame informatie. William Harold Keasberry werkte in de jaren vijftig en zestig voor het team van dr. Loe de Jong, de nationale geschiedschrijver over de Tweede Wereldoorlog. Van zijn hand verscheen de reeks ‘Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog’. 6)

Verslag van William Harold Keasberry 
Broer Arthur Neville Keasberry noteerde dat om 5 uur 30 op 6 maart 1942 een groep KNIL’ers, voornamelijk miliciens (dienstplichtigen) voor zijn huis stond, dat gelegen was tegenover het station van Modjokerto. Een half uur later kwam een ordonnans melden dat de Japanners vanuit de richting Djombang -Kertosono, westelijk van Modjokerto, al de stad binnenkwamen. Keasberry:

“In haast vertrok de afdeling in vrachtauto’s richting Modjowarno. Een doodse stilte volgde. 
7.00 uur. Schoten volgden, mitrailleurs ratelden, bommen ontploften en daardoorheen klonk het geluid van laagvliegende vliegtuigen, die de richting namen van het weggetrokken KNIL detachement. 
Ca. 10.00 uur. Getoeter van vrachtauto’s. Bij het naar buiten gluren zagen ze vrachtauto’s, waarop een rode bol geschilderd was (…) Het krioelde van inheemse jeugd om de auto’s.” 7)

De Japanse militairen klopten bij het huis van de broer van Keasberry en de leidinggevende officier sprak de bewoners in het Engels toe. Opvallend was zijn erg beleefde optreden en dat hij niets vorderde maar aangaf dat zijn mensen op het perceel wilden overnachten, zich fatsoeneren en wilden koken. De officier verontschuldigde zich zelfs ervoor ongeschoren de bewoners aan te spreken.
Kort daarop doorzochten de soldaten de woning snel maar niet heel grondig. Opmerkelijk genoeg namen ze de radio niet in beslag. Wél vroeg een officier om op een Japanse zender in te schakelen:

“7 maart. 5.00 uur. De hogere Japanse officier riep, mijn broer moest komen. Hij zei “good morning”, verder niets, maar wees op de radio. Mijn broer stemde af, maar steeds werd neen geknikt, totdat er een Japanse uitzending klonk. Ha! Taiso! De man maakte gymnastiek bewegingen”  8)

Rond 7.00 uur waren de Japanners richting Soerabaja vertrokken. Voor het huis bevonden zich kinderen in hurkzit, nieuwsgierig geworden door de komst van de Japanners. Kort daarop kregen Keasberry en zijn vrouw te maken met Indonesiërs die aan het rampokken waren geslagen. De twee werden gewaarschuwd door de heer Coert, een overbuurman die in dienst was van het Staats Spoor. Keasberry die in het bezit was van een geweer vuurde een waarschuwingsschot af in de lucht. De reactie van de leider van het groepje:

“De aanvoerder kwam alleen het erf op en zei: “Sama bangsa, sama warna”( = zelfde ras, zelfde kleur. En dat terwijl mijn broer n.b blank is). Er zou bij hem en de heer Coert niet gerampokt worden.”  9)

De groep begon het station te plunderen maar werden verjaagd door een Japanse patrouille. Nadat deze waren doorgereden begon het plunderen weer. Het zou tot in de avond onrustig blijven totdat Japanse militairen het station bezetten. 10)

Ervaringen van een tijdgenote: Herry Lasih de la Croix – Sulasih
Geboren in Djombang in 1937 verhuisde ze met haar ouders en broer Sumadi naar Modjokerto en was zes jaar oud toen de Japanners de stad binnentrokken. De herinneringen zijn er maar gezien door de ogen van een jong meisje.

Lewedorp 2014. Herry-Lasih Sulasih – de la Croix. Foto: Erica Bürer

Haar vader werkt op een suikerplantage op een fabriek van Nederlanders. Ze wonen bij een politiebureau. Als de oorlog uitbreekt, wordt haar vader zonder opgaaf van reden met negen anderen opgepakt en getransporteerd naar Surabaya. Op dat moment is haar moeder ergens aan het werk. Aan oma, die bij hen inwoont, de moeilijke taak dat bij thuiskomst aan haar dochter te vertellen. Het wachten op bericht is begonnen. Later horen ze dat hij 2,5 jaar in de Bubutan gevangenis heeft gezeten en waarom hij is opgepakt. ‘Er was gestolen in een dorp verderop en men zei dat de dief zich in ons dorp verborgen hield. Ze konden niet achterhalen wie de dief was en daarom pakten ze gewoon tien mannen op.’ Je bent een kind, je begrijpt het niet.
‘Mijn moeder kreeg dysenterie. Het was oorlog, er was geen dokter, geen medicijnen. Zij was begin twintig toen zij stierf. Ik was toen 7 of 8. Ik herinner me haar wel, ze had lang zwart haar, ik vond haar een mooie vrouw. Ze werd begraven en mijn vader was er niet bij. Hij is later naast haar begraven. Elk jaar bezoek ik deze plek waar ook andere familie ligt.’
Opa en oma nemen de zorg voor de twee jonge kinderen op zich. Het gaat, daar is alles mee gezegd, want er is niet veel. Uiteindelijk komen zij in huis bij een oudere zus van vader in Modjokerto en worden door haar en haar man opgevoed. Zij hebben zelf geen kinderen. Javaanse mensen nemen wel vaker een pleegkind in huis. Tante is niet zo streng, wel punctueel. Uit school meteen uniform uit, andere kleren aan, huiswerk maken. Er is geen armoede in de oorlog, er is alleen wat minder. Vader heeft land gepacht en werkt op de rijstvelden. De helft van de oogst mag hij houden. ‘Je kon vroeger twee keer oogsten en je kon maïs verbouwen en als rijst vermalen en eten, beras djagoeng. Onze ouders hebben echt geprobeerd om voldoende eten voor de kinderen te hebben.’ 11)

John C. Bruininga, gedecoreerd marinier en als kind woonachtig in Modjokerto toen de Japanse troepen binnen trokken op 6 maart 1942 Foto: privécollectie John C. Bruininga

Indo John Bruininga is geboren in 1933 in Soerabaja en maakte de Japanse bezettingstijd mee als buitenkamper. Daarna maakte hij de angstige bersiaptijd mee doordat het gezin vast zat in de woning die omringd werd door de extremistische jonge nationalisten of pemoeda’s. Ten tijde van de bezetting woonde de toen 9-jarige John Bruininga in Modjokerto. Na de scheiding van zijn ouders vertrok zijn moeder met de kinderen van Meester Cornelis 750 kilometer oostwaarts en vestigde het gezin zich in Modjokerto.
John Bruininga vertelt het prettig te hebben gehad in de Oost-Javaanse stad:

Modjokerto, een stadje in Oost-Java met alles er op en er aan, een rustieke plaats met zijn passar,zijn bioscoop, zijn school, grote kerk ,zijn alloon alloon met natuurlijk in het midden de waringinboom en waar de Brantas rivier door stroomt en de brug naar de overkant waar mijn Oom Fred Buteling en Tante Josiene met haar dochters Feetje en Wilma woonden. Ze hadden een hele grote grote tuin waarin klapperbomen, pisangbomen groeiden en ze hadden koeien en kippen, zoiets als een kleine boerderij. Wij woonden samen met tante Do, de jongste zuster van mijn moeder, de straatnaam ben ik vergeten, tegenover de spoorbaan in een huis met zoals het daar was met een grote voor- en achtertuin met heel veel vruchtbomen. 12)

De vrede en het prettige leven werden abrupt verstoord toen de Japanners Java waren binnengevallen.
John Bruininga over de Japanse inval:

‘1942… Ik was 9 jaar en in de Brantas zag ik voor het eerst dode lichamen drijven…
Altijd met het gezicht naar beneden…
Die beelden zal ik nooit vergeten…
Van suikerfabriek naar Soerabaja…
Op een avond pakten wij onze spulletjes in een kussensloop en gingen wij lopend naar de suikerfabriek waar wij werden opgevangen door de familie. De volgende morgen zagen wij de Japanners met hun gele kleding en de petjes met slierten in de nek. Zij hadden rijbroeken met windsels tot aan de knieën en vreemde schoenen aan. Een geweer hing over de schouders (ze verwachtten kennelijk geen weerstand).
Op houten fietsen vielen ze Modjokerto binnen en de geur die zij verspreidde…
die ruik ik nog steeds… sushi maar dan rot… en maar zingen Minaoto ka sur a kete heisan sie Arigato…’
13)

Een snelle “verovering”
Aan de verovering van de stad was geen directe confrontatie voorafgegaan bij de stad zélf tussen KNIL- en Japanse troepen. Dat stemt overeen met het verhaal van John Bruininga. Op 6 maart had de eenheid van commandant Imai Modjokerto bereikt. Het KNIL had de brug over de Brantas bij Kertosono niet volledig weten te saboteren waardoor de vijandelijke troepen een vrije doorgang oostwaarts kregen en op 6 maart Modjokerto genaderd waren. 14)
Dat de KNIL-troepen opgejaagd werden en snel de stad verlieten, wordt in het verslag van Keasberry bevestigd. Het past in het algemene beeld van een snel verlopen invasie. KNIL-officieren hebben de paniek bevestigd toen bekend was dat sterke tankformaties in aantocht waren. Ze trokken in een hoog tempo terug richting Soerabaja, ook al stond de stad op het punt te vallen. De Japanners vonden in Modjokerto gedetailleerde kaarten en andere militaire informatie over Soerabaja. Het bleek dat in de regio Malang weinig KNIL-eenheden waren en alle eenheden zich rond de havenstad hadden geconcentreerd in afwachting van de Japanse aanval vanuit het westen. De Japanse inlichtingendienst had deze beweging van het KNIL op 6 maart ontdekt. De bevelhebber van de Japanse 48e infanteriedivisie gelastte generaal Kitamura direct op te trekken naar Soerabaja. Malang had  geen strategische betekenis omdat van die kant geen tegenstand was te verwachten die moest worden uitgeschakeld. De aanval op Soerabaja kon met meer eenheden worden uitgevoerd. Het KNIL in Soerabaja capituleerde op 8 maart, dus een dag nadat de Japanners Modjokerto hadden bezet. 15)

Gevolgen van de bezetting
De bezetting was weliswaar zonder strijd om de stad verlopen, maar zou een enorm effect gaan hebben op Modjokerto en het gehele regentschap (kabupaten). Als centrum van de regionale suikerindustrie en andere cultures was het gebied belangrijk voor de Japanse oorlogsvoering met haar onbeperkte behoefte aan voedsel, arbeidskracht en grondstoffen. Modjokerto ging fungeren als agrarisch en administratief-bestuurlijk centrum. De Japanse aanwezigheid zou zéker merkbaar worden.

8 maart 1942 De dag dat het KNIL zich overgeeft aan de Japanners. Het betekende het einde van Nederlands-Indië. Nederlanders en een deel van de Indo-Europeanen werd geïnterneerd. De foto is niet genomen in of in de nabijheid van Modjokerto. Foto: https://nos.nl/artikel/2188117-indie-herdenking-er-is-destijds-een-zware-strijd-gevoerd-tegen-japan.html

De Japanse bezettingstijd: bestuur
De Japanners namen het bestuur over van de Nederlanders. Spoedig lieten ze Indonesiërs opengevallen posities in het ambtenarenapparaat en bij de politie innemen.

In 1942 zal de stad naar schatting tussen 35.000 en 40.000 inwoners hebben geteld. Hoeveel het Europese aandeel daarin was, heb ik niet kunnen achterhalen in de mij beschikbare bronnen. De Nederlandse en een deel van de Indo-Europese ambtenaren werden geïnterneerd.  Een onbekend aantal was buitenkamper. Mr. H.D. van Werkum zou ten tijde van de capitulatie de laatste burgemeester zijn geworden van Modjokerto.

Java komt onder militair bestuur of gunseibu. Het Japanse garnizoen stond onder leiding van de als berucht bekend staande kapitein Koeroda. Het Nederlandse bestuur had een soort “civil affairs-agreement” gesloten met de Japanners. Die overeenkomst regelde de betrekkingen tussen de burgers van de stad met de militaire Japanse bestuurders. Het was de vraag of die overeenkomst werkte. Het Nederlandse gemeentebestuur zal zich niet als gelijkwaardige gesprekspartner hebben kunnen opstellen als verslagen tegenstander. Dat zou enkele maanden later blijken met de internering van de Europese bevolking en de macht die de bezetter uitdroeg. 16)

Om te beginnen was voortaan de Japanse tijdrekening van kracht:  het werd 2602 in plaats van 1942. De verdeling in drie provincies West-, Midden- en Oost-Java werd vervangen door een indeling in 17 residenties (‘syuu’). Het regentschap of kabupaten bleef bestaan onder de naam ‘ken’ en de regent (bupati) R.T.A.A. Rekso Amitprodjo moest trouw zweren aan Japan en keizer Hirohito. De Japanners maakten daarbij een einde aan de erfelijkheid van het ambt. De stadsgemeente heette voortaan een ‘si’. Voortaan konden ook Indonesiërs de hogere functies als burgemeester en directeuren of hoofden bezetten. De stad Modjokerto werd van 8 mei 1942 tot aan de capitulatie op 15 augustus 1945 geleid door Sie Ko Tjo en Sie Sangikat als tweede man. Over deze bestuurders heb ik geen nadere gegevens gevonden. 17)

Geen verzet tegen de bezetter
De Politieke Inlichtingendienst (PID) de politieorganisatie die in de Nederlandse tijd de gangen volgde van nationalistische Javanen, werd nu ingezet door de bezetter om de bevolking in de gaten te houden en anti-Japanse bewegingen op te sporen en te elimineren. De PID kwam onder Javaanse leiding en was in de eerste maanden van de bezetting vooral mogelijk ondergronds verzet van Nederlanders te bestrijden. Bijvoorbeeld door militairen die zich niet hadden overgegeven. De PID stond onder supervisie van de beruchte Japanse militaire politie Kempeitai. Anders dan in Soerabaja en Malang is uit historisch onderzoek niet gebleken dat in en rond Modjokerto actief verzet werd gepleegd tegen de bezetter. 18)

Europese burgers geïnterneerd
De grootste verandering in maatschappelijk opzicht was het verdwijnen van het Nederlandse element uit de samenleving. De meeste mannen die als militairen in  krijgsgevangenschap terecht kwamen, waren al sinds de mobilisatie uit beeld. In de periode van maart tot juni 1942 moest het merendeel van de Europese bevolking bestaande uit vrouwen, kinderen en de oudere mannen de stad verlaten en kwam terecht in kampen in de omgeving. Onder andere in Soerabaja (Darmowijk) en Malang (de Wijk). Een gedeelte van de Indo-Europeanen in de stad werd niet geïnterneerd. Zij waren op grond van hun grotere mate van gemengde afstamming de zogeheten buitenkampers. Degenen die geïnterneerd zouden worden, kwamen meestal eerst terecht in grotere verzamelcomplexen zoals de suikerfabrieken in het gebied rond Modjokerto. Deze fabrieken zouden ook na de Japanse capitulatie op 15 augustus een rol belangrijke rol spelen in het onderbrengen van Europeanen, maar dan om hen te beschermen tegen gewelddadigheden van de kant van radicale nationalistische strijders. De bekendste van die suikerfabrieken waren Perning, Dinojo, Soemibito en Brangkal. 19)

In de loop van de oorlogsperiode sloten de Japanners interneringsplaatsen zoals de gevangenissen Boeboetan en die aan de Werfstraat, de Darmowijk en De Wijk in Malang. Burgers uit Modjokjerto waren voor een deel in deze locaties terechtgekomen.
De meeste vrouwen en kinderen (jongens tot 12 jaar) waren ondergebracht in Soerabaja Darmowijk (6000 personen) en De Wijk in Malang (7000 personen). Mannen (inclusief jongens vanaf 12 jaar zaten vooral in
Op de website Indische kamparchieven:

“Een apart geval was het experimentele landbouwkamp Kesilir in het meest oostelijke district van Java, waar van juli 1942 tot september 1943 ruim 3.000 totok- en Indo-Europese en mannen uit Midden- en Oost-Java (o.a. uit Malang en Soerabaja) zich aan land- en tuinbouw moesten wijden. Bij de ontruiming van het kamp gingen de Indo-Europeanen in hoofdzaak naar Tangerang in West-Java, de totoks naar Banjoebiroe in Midden-Java.”  20)

Vanaf eind 1944 en in het begin van 1945 zetten de Japanners Indo-Europeanen onder druk omdat ze niet erg wilden meewerken aan de gezamenlijke “opbouw” van het land. Indo-Europese jonge mannen werden tijdens razzia’s thuis weggehaald en moesten verplicht werken in bedrijven en in de landbouw. Een van die plaatsen was de rubber- en koffie-onderneming Soember Gesing nabij de desa Dampit in de regio Malang. Vanwege vermeend gepleegd verzet hebben de Japanners er 13 jonge Indo-mannen geëxecuteerd. Dit feit staat bekend als de Dampit-affaire. Geen van deze 13 slachtoffers was uit Modjokerto afkomstig. 21)

Na de Japanse capitulatie 15 augustus 1945
Modjokerto zou al snel na de Indonesische onafhankelijkheidsverklaring op 17 augustus 1945 te maken krijgen met de Indonesische vrijheidsstrijd. De gewelddadige acties in en rond het nabijgelegen Soerabaja maakten het gebied tot een van de epicentra van de nieuwe oorlog. De terreinen van de suikerfabrieken nabij Modjokerto zouden veilige havens worden voor Europeanen en Indo-Europeanen die direct voor hun levens moesten vrezen.

In de volgende aflevering van deze artikelreeks over Modjokerto/Mojokerto zal het gaan over de strijd tussen Indonesiërs en Nederlanders en Indische Nederlanders tegen Indonesiërs. Ofwel Modjokerto in de Bersiaptijd en de dekolonisatieoorlog.

_____________________________
Noten
  1)  Tjaal Aeckerlin, Rick Schoonenberg, De jaren van Asal Oesoel: Indische Nederlanders in de Japanse tijd, Volendam 2006. Uitgever: Stichting Lm Publishers.
2)   Delpher:  Soerabaijasch Handelsblad 10-9-1940 en Soerabaijasch Handelsblad 17-4-1941.
3)   Delpher: Soerabaijasch Handelsblad 12-8-1941 en Soerabaijasch Handelsblad 4 april 1941.
4)   L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 11a. Nederlands-Indië Tweede Helft, ’s Gravenhage 1984, pp.
5)   Verslag van W.H. Keasberry
6)   Idem.
7)   Idem.
8)   Idem.
9)   Idem.
10) Idem.
11) Interview 2014 van Inge Dümpel met H.L. de la Croix – Sulasih. Het interview is onderdeel van het in oktober 2018 uit te brengen bookazine ‘ Imagine. Indische        Nederlanders dat aanvankelijk een fotoproject was van fotografe Erica Bürer.
12) John Bruininga, Ik was 9 jaar en in de Brantas zag ik lijken drijven
13) Idem.
14) http://www.dutcheastindies.webs.com/java.html
15) Idem.
19) Indische kamparchieven
20) Indische kamparchieven
21) Julika Vermolen, De Dampit affaire, pp. 69-82.

Bronnen
Verslag van W.H. Keasberry over de oorlogsomstandigheden te Modjokerto 6-7 maart 1942, 1965.
Verslag van S.G. Nooteboom: ‘Japanners trekken binnen – Uit het dagboek van een bestuursambtenaar op Java’, over de oorlogsdagen in het regentschap Djombang (Oost-Java), juni 1945, 1945.
Collectie:
NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies te Amsterdam.
400 Indische collectie. Nummer: 5160.
Interview Inge Dümpel met H.L. de la Croix, mei 2014.
John C. Bruininga: https://paatje.jimdo.com/. Website met blogs, persoonlijke verhalen en beeldmateriaal.

Literatuur
Tjaal Aeckerlin, Rick Schoonenberg, De jaren van Asal Oesoel: Indische Nederlanders in de Japanse tijd, Amsterdam.
Erica Bürer, Imagine. Verhalen van Indische Nederlanders, Amersfoort 2018, pp. 162-166.
L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 11a. Nederlands-Indië Tweede Helft, ’s Gravenhage 1984. Uitgever Staatsdrukkerij.
Julika Vermolen, De Dampit Affaire. Een vergeten drama op Oost-Java tijdens de Japanse bezetting. Een historisch onderzoek in opdracht van de Stichting Strafkamp Dampit, Amsterdam 1999. Uitgeverij de Bataafsche Leeuw. 

Internet
http://www.dutcheastindies.webs.com/java.html
http://www.gerritdemunnik.com/het-monument/de-kampen/adri-geerligs/ 
John Bruininga, Ik was 9 jaar en in de Brantas zag ik lijken drijven
Project : ‘Imagine Indische Nederlanders’