Oorlog en bersiap | Modjokerto, Mojokerto: een provinciestad in de grote geschiedenis (7), Deel 2

Humphrey de la Croix

Modjokerto, Mojokerto 1945 – 1950 (2). Bersiap en dekolonisatie: augustus 1945 – januari 1946

1947. Station Mojokerto: een muur beschreven met nationalistische leuzen: “Welkom iedereen die onze vrijheid eerbiedigt”. Bron: [SFA006000722], Fotografen, Collectie Spaarnestad/Photo/. Fotograaf: Hugo Wilmar

In het eerste deel van drie artikels over mijn geboorteplaats Mojokerto in de periode van bersiap/Indonesische vrijheidsstrijd 1945-1949, heb ik beschreven hoe de aanloop naar zich voltrok in en rond de stad. Daarbij was bepalend de verwachte strijd in buurstad Surabaya waar Britse troepen zouden landen om rust en orde te bewaren totdat de Nederlanders waren teruggekeerd.

In dit tweede artikel ligt de nadruk op de maanden oktober en november 1945. Dán zijn de gewelddadige confrontaties tussen veelal jonge extremistische nationalisten en (voornamelijk) Britse troepen de allesoverheersende gebeurtenissen.

Een andere ingrijpende gebeurtenis was de verplaatsing van Indische Nederlanders naar de republikeinse of  bersiapkampen ten zuiden van de stad Mojokerto. Deze voormalige suikerfabrieken of plantages waren bedoeld als safe havens voor deze groep die door de nationalisten als collaborateurs van de koloniale overheerser werden beschouwd.
Deze bescherming van Soekarno’s republiek riep de nodige scepsis op. Was er echt alleen sprake van het beschermen van Indische Nederlanders en Nederlanders? Of interneerden ze weerbare jonge mannen om hen onschadelijk te maken? Of gebruikte Soekarno de geïnterneerde vrouwen en kinderen als onderhandelingsmiddel om bij de Britten en later Nederlanders concessie af te dwingen ter versterking van de status van zijn jonge republiek als onafhankelijk land?

September 1945 Java. Straatbeeld met een paneel met anti-Nederlandse propaganda: ‘We don’t like the Dutch’. Foto: Beeldbank Ministerie van Defensie: https://nimh-beeldbank.defensie.nl/memorix/5c0ae25e-eb18-11df-a391-13966e870614

Oktober en november 1945: oorlog in Surabaya
In september 1945 bevonden zich een 24.000 Indische Nederlanders in Surabaya. Deze buitenkampers hadden het slecht door gebrek aan werk, geld, voedsel, medicijnen en goede huisvesting. Daaraan was toe te voegen de toenemende onveiligheid als gevolg van provocaties en intimidaties door Indonesiërs. In de tweede stad van het land raakten de Indische Nederlanders steeds meer in een wurggreep van de hen omringende en opdringende anti-koloniale Indonesiërs. Eind augustus zagen de nationalisten in Surabaya met genoegen strijdvaardige jongeren en moslimstrijders van de Hizbullah toestromen vanuit Mojokerto en andere buurdistricten. 1)

Na de capitulatie traden de Japanners niet op tegen de Indonesiërs die zich organiseerden om hun onafhankelijkheid verder uit te bouwen en de stad zelf te besturen. Eind augustus 1945 was het Komite Nasional Indonesia (KNI) opgericht.  In de eerste plaats belast met bewaren van veiligheid en rust. Doel Arnowo was voorzitter, Roeslan Abdoelgani secretaris en het voltallige comité telde 32 leden. 2)
Indonesiërs namen nu snel het bestuur van de Japanners over. In de plaats van de Japanse burgemeester kwam de Javaan Moestajab. Nederlanders en Indische Nederlanders die waren teruggekeerd uit de kampen beseften nog niet dat er echt een machtsomwenteling gaande was. Ze ergerden zich aan de initiatieven van de Indonesiërs en aan de rood-witte vlaggen die overal wapperden. De groeiende revolutionaire geest bekeken ze nog vanuit het koloniale perspectief van ongewenst oproer en illegaal handelen. Niet als de voorbode van het einde van Indië. 3)

Vlagincident Oranje Hotel 19 september 1945
Het gistte al weken maar de vlam sloeg op 19 september voor het eerst in de pan met het vlagincident bij het Oranje Hotel aan de Tunjungan. Op het dak was de Nederlandse vlag gehesen. Jonge Indonesiërs voelden zich geprovoceerd en daarbij opgehitst door de radicale journalist Soetomo, bekend als Tomo. De Nederlander mr. W. Ploegman die een gewelddadig treffen tussen jonge Indo-Europeanen en pemuda wilde voorkomen, kwam daarbij om het leven als gevolg van een aanval met een bajonetmes. Omdat er duizenden mensen bijeen waren ontstond een explosieve situatie. Meteen tot een grote uitbarsting van geweld kwam het echter (nog) niet. 4)

Japanse troepen interneringen zichzelf: vrij spel voor extremistische jongeren
De onveiligheid werd alleen maar groter nadat de Japanse troepen eind september  zichzelf interneerden in hun kazernes. Daarmee negeerden ze het Geallieerde bevel om rust, orde en veiligheid te bewaren en gaven de Indonesiërs de gelegenheid hun gang te gaan. Enkele duizenden Japanse manschappen werden gedetacheerd in Malang zodat ze nog verder van de komende brandhaard waren verwijderd. Op bevel van inmiddels aanwezige Britse en Nederlandse officieren moesten ze terug naar Surabaya om Nederlanders te beschermen tegen de sterker wordende pemuda-strijdgroepen. Dat gebeurde met weinig enthousiasme en halfslachtig door niet of  geheel niet op te treden tegen de pemuda. Feitelijk daarmee de Nederlanders en Indo-Europeanen vogelvrij verklarend. Vooral nu de Indonesische strijders de Japanse wapens in handen hadden gekregen. Niet alleen geweren en munitie, ook voertuigen, tanks, pantserwagens en geschut. Daartegenover stond een weerloze groep Indische en andere Nederlanders. 5)

Eind september – begin oktober 1945
Op 1 oktober begon het geweld zich uit te breiden. Troepen van de BKR, politie, pemuda en Hizbollah-strijders namen Japanners gevangen en ontwapenden hen. De Goebengkazerne en het gebouw van de Handels Vereniging Amsterdam kwamen in Indonesische handen. Daarna volgden na veel tegenstand van de Japanners het Paleis van Justitie en het hoofdkwartier van de militaire politie de beruchte Kempeitai. Door de massaliteit van de Indonesische aanvallers bezweken de Japanse troepen. De volgende dag viel de marinekazerne. 6)
Een groot deel van de Japanse wapens ging naar de BKR, pemuda en Hizbollah. Een maatregel van het Indonesisch bestuur onder leiding van Soedirman was het arresteren van het RAPWI-personeel, dat ervan werd beschuldigd een dekmantel te zijn van de NICA die als doel had op den duur het Nederlands gezag te herstellen.
Het was door afwezigheid van Geallieerde troepen één – nul voor de Indonesiërs die beseften dat hun prille onafhankelijkheid een kritisch moment naderde. 7)

Oktober 1945. Komst van Britse troepen: geen veiligheid maar escalatie van geweld
Met de komst van op 24 oktober van de Brits-Indische 49e Brigade van de 23e Infanteriedivisie in de haven van Soerabaja, kwam er een aanzienlijke en goedbewapende troepenmacht. Deze werd verspreid over de stad gedetacheerd. De Indonesiërs keken met wantrouwen naar deze ontwikkeling.
De Britten maakten op oktober een fout met fatale gevolgen voor alle partijen. De verspreiding via de lucht van pamfletten waarop de Indonesiërs werd verordonneerd hun wapens in te leveren, overtuigde de nationalisten van het enige doel dat Britten en Nederlanders voor ogen stond: herstel van de koloniale situatie. 8)

Najaar 1945. Troepen van de Tentara Keamanan Rakyat (TKR), een voorloper van het Indonesische leger Tentara Nasional Indonesia (TNI) marcheren in Japanse uniformen en op de Japanse troepen buitgemaakte wapens

Bloedig drama: het Goebeng konvooi
Op 28 oktober 1945 vertrok een konvooi van 20 vrachtwagens met 400 vrouwen en kinderen vanaf het Lombokplein in de wijk Goebeng richting het kamp in de wijk Darmo waar veel Indische Nederlanders zaten. De bedoeling was hen vervolgens te evacueren naar het rustige Mojokerto waar de republikeinen het bestuur voerden en de evacuees veiligheid toezegden. De strijdvaardige jongeren trokken juist richting Surabaya om daar om de terugkerende Nederlanders op te wachten en de strijd met hen aan te gaan.
Het konvooi werd geëscorteerd door Marhattas, Brits-Indische militairen van de Royal Indian Army supply Corps. 9)
Het konvooi moest ter hoogte van de kruising Palmenlaan-Zuid en Embong Sonokembang stilstaan voor een barricade van de TKR. Dan verschenen gewapende Indonesiërs uit de nabije kampongs en vielen de trucks aan. De Brits-Indische en TKR-militairen wisten de aanval niet te weerstaan. De meeste Brits-Indiërs lieten het leven evenals een groot aantal van de vrouwen en kinderen. Sommigen van hen werden in veiligheid gebracht door bewoners van de kampong. Die deden dat met gevaar voor eigen veiligheid. De extremisten richtten letterlijk een slachting aan onder de Britten en de vrouwen en kinderen. Het aantal gedode Indo-Europeanen wordt geschat op 100 en 169 personen overleefden de aanval. Aan de kant van de Britse begeleiders vielen  doden te betreuren. 10)

Indische Nederlanders op de vlucht: van gevaar naar gevaar
De oorlogsomstandigheden in Surabaya hadden directe gevolgen voor de regio rondom de stad. Hoewel republikeins gebied waren Modjokerto en het gebied ten zuiden van de stad eind 1945 veilig gebied. Vanuit Surabaya kwam een stroom vluchtende Indo-Europeanen en Nederlanders op gang. Ook vanuit het westelijk gelegen Djombang moest Mojokerto mensen opvangen. Niet alleen Indo-Europeanen maar ook Chinezen waren niet veilig voor de extremisten.
De transporten die Surabaya verlieten bleven riskant zolang het gebied waar ze doorheen moesten, door pemuda werd beheerst. Konvooien slaagden er niet altijd in veilig republikeins gebied te bereiken. 11)

Bersiapkampen: veilige oorden of Indische Nederlanders gegijzeld?

Brangkal
De ontmanteling van deze voormalige suikerfabriek was al in de crisisjaren dertig geweest. Op 24 november 1945 arriveerden 500 vrouwen en kinderen uit Surabaya. Daarna kwamen er dezelfde maand nog 17 vrouwen en kinderen uit Mojokerto. De TRI was belast met de bewaking en veiligheid van het kamp en ernaast was de kazerne. De leider van het kamp was mevrouw Campioni.
In de periode februari 1946 tot en met april 1946 werden de geïnterneerden overgebracht naar Sumibitu, Dinoyo en Pacet. Volgens betrokken personen was Dinoyo een strafkamp. Na april 1946 hield het op te bestaan als kamp voor Indo-Europeanen en Europeanen.
De omstandigheden waren matig tot slecht. Rijst werd verstrekt maar overig voedsel moesten de mensen zelf zien te verkrijgen en te betalen. Dat gebeurde veel door ruilen met bezittingen. Er was geen elektriciteit en water was onregelmatig beschikbaar. Het aantal zieken was erg groot, veel mensen stierven. De zieken bezweken aan tropische zweren, beri-beri, malaria of longontsteking. De vrouwen hadden veel last van seksuele intimidatie door TRI-soldaten. 12)
De heer H.R., geboren in Soerabaja kwam in Brangkal terecht:

“Die trein ging richting Modjokerto, daar was een kamp Brangkal. Dat was vroeger een suikerfabriek. Er waren barakken afgeschermd met een ‘gedek’, een bamboo omheining. Daar sliepen wij, bij elkaar op een klein plekje. En daar brak toen een epidemie uit, want een vriendinnetje van mij, een meisje Lapré die stierf er aan. Ik had ook vreselijke diaree, ik zal u niet zeggen hoe dat was…. Maar dat was niet smakelijk. Dat ik nog leef, dank God…. We hebben daar 5 maanden gezeten”.  13)

Sumobito
Op de website www.bersiapkampen.nl:
Het kamp was ondergebracht in 14 employé-woningen (ieder met 4 à 5 kamers) voor de vrouwen en kin­deren. De mannen zaten in een aparte woning, het zogenaamde mannenhuis (eerst vlakbij de poort rechts, later achter op het terrein rechts). Van 30-11-1945 toto 23-1-1946 werden de mannen tijdelijk ondergebracht in een goedang aan de andere zijde van de fabriek.
Tot en met juli 1946 waren er in totaal 2391 personen in Soemibito opgenomen. 214 mannen, 1374 vrouwen, 803 kinderen. Van de 2391 personen waren ongeveer 200 niet-Europeanen, de overige Indo-Europeanen. Van deze laatsten was een aanzienlijk deel afkomstig uit Mojokerto zélf, Djombang en Surabaya. 14)

Indo-Europeaan en schrijver Frank Neijndorff (1929 -2006) werd in dit kamp met zijn moeder en zus geïnterneerd. Een suikerfabriek 10 kilometer ten zuiden van Mojokerto. Van dat kamp zou hij gaan naar het zogeheten barakkenkamp in Gombong, Midden-Java. Pas een jaar later keerde hij terug naar zijn geboorteplaats Surabaya. Frank Neijndorff op de website van het Verzetsmuseum:

We zagen er op den duur uit als levende geraamten. Wij kregen elke dag een sigarettenblikje vol rijst met Kangkoeng, de ordinairste soort groenten. We moesten het zelf koken. We vingen regenwater op en bewaarden het in blikken en flessen. Van de Kangkoeng maakten wij sajoer (soep). Je kon het ook vliegensoep noemen, want het enige vlees dat er in dreef waren verdwaalde vliegen.
15)

De omstandigheden waren in vele opzichten slecht. De rijstrantsoenen bedroegen dagelijks twee kopjes rijst per persoon. Voor het avondeten was er een stukje tahoe. De mensen moesten na opheffing van de centrale keuken zelf koken in de achtertuin. De kamers waren overvol, veel mensen met hun spullen, afwezigheid van meubels, slapen moest op tikars op de grond. De woonruimte was in de goedangs (schuren) waar het door de zinken golfplaten erg heet was. Water bedierf en wakkerde diarree aan. Toiletten waren er niet maar wel latrines. Verlichting bestond uit stinkende en roet verspreidende olielampen. De watervoorziening was onvoorspelbaar, de afvoer en riolering waren verstopt. Medische voorzieningen was er slechts in de vorm van een kale ziekenkamer.  Mensen die echt behandeld moesten worden, gingen naar een ziekenhuis in de stad Mojokerto. Deze situatie leidde tot de nodige sterfgevallen. Op 1 juni 1946 overleden 61 personen en op 14 oktober van dat jaar nog eens 80. Allen werden op het terrein begraven. 16)

De heer H.R. voornoemd ging van Brangkal naar Dinoyo en vervolgens naar Sumobito:

Daarna gingen we met de trein naar Somobito. Dat was van de hel in de hemel. Daar konden wij onze overhemden en kleren verkopen aan de Indonesiërs om wat geld te krijgen om een beetje te eten. We waren vreselijk vermagerd en uitgehongerd. Toen zeiden ze, en dat was weer de goede kant van de Indonesiërs, ze zeiden: “kijk uit, ga niet teveel eten want je maag is zo klein geworden en als je in één keer zoveel eet, dan kan je doodgaan. “Nou er waren verschillenden die vreselijk veel aten en ze vielen ter plekke dood neer. Dat was een waarschuwing voor ons: kijk uit, doe het rustig aan! Hier zijn we hooguit een week gebleven en vandaar zijn we verder gegaan naar Solo. 17)

Dinoyo
Dit bersiapkamp was oorspronkelijk een weeffabriek en lag ongeveer 15 kilometer ten zuiden van Mojokerto. In de buurt was ook een suikerfabriek met de naam Dinoyo (ook naar de desa genoemd). De commandanten waren Soekarnoen en Mordin.
Op 28 oktober 1945 arriveerden uit de stad Mojokerto ongeveer 375 Indo-Europese mannen, vrouwen en kinderen. Eenzelfde aantal en met dezelfde samenstelling kwam uit Surabaya. In de eerste maanden van 1946 kwamen nog eens 100 vrouwen en kinderen uit het bersiapkamp Pacet aan, dat 35 kilometer zuidoostelijk van Mojokerto lag. Dat kamp was per 13 december 1945 gesloten als bersiapkamp. Op 2 juni 1946 waren er nog 734 mannen, vrouwen en kinderen aanwezig. Zij werden naar Batavia geëvacueerd in de maanden oktober 1946 tot maart 1947, waarna het kamp sloot.
Kampleidster was mevrouw A.A. Muller. 18)
De website www.indischekamparchieven.nl

Eind november 1945 werd bij een weeffabriek een republikeins kamp voor mannen, vrouwen en kinderen ingericht. Zij waren afkomstig uit Modjokerto en Soerabaja. Ze werden ondergebracht in een houten loods met harde lemen vloer en zinken dak, die in twaalf blokken verdeeld was. Ramen waren er niet, alleen hoog tegen het dak waren kleine getraliede openingen. Licht kwam van petroleumlampen. Het eten, afkomstig uit een centrale keuken, was slecht. Water was voldoende aanwezig. Men kon zich baden in een snelstromend riviertje bij de achteringang. De bewakers vernederden de geïnterneerden. Het kamp werd op 2 juni 1946 door een vertegenwoordiger van het Rode Kruis bezocht. 19)

Aanvullende informatie op www.bersiapkampen.nl spreekt van 3 grote vuren met 3 drums, een harde lemen vloer, zwak elektrisch licht, petroleumlicht, water voldoende aanwezig en wassen in snelstromende kali bij achteringang (zwavelhoudend water).
Het aantal sterfgevallen bedroeg op 2 juni 1946 in totaal 20 personen. 20)
De behandeling door de Indonesische bewakers was zeer vernederend.

De heer H.R. voornoemd:
Toen werd kamp Brangkal opgeheven en werden wij over gebracht naar Dinojo, een strafkamp. In Brangkal hadden wij het naar omstandigheden nog redelijk. Maar in Dinojo, een vroegere textielfabriek, stonden nog alle machines. Daar zaten wij opgesloten en daar hadden wij het heel erg moeilijk. Ik had op een gegeven moment een ziekte aan mijn ogen omdat wij in de kali naar het toilet moesten en ook ons moesten wassen en baden. Als je een bananenstam in de kali zag drijven, dan was het oorlog. Want: we hadden bijna niets te eten. En het hartje van de bananenstam kon je koken en dan kon je dat eten. We aten ook bananenschillen. We hebben daar een paar maanden gezeten. 21)

Dilem
Dit kamp gelegen 30 kilometer zuidelijk van Mojokerto was een rubberplantage. Op 19 december 1945 arriveerde een groep mannen uit Mojokerto en Surabaya . 15 van hen waren 15
ouder dan 60 jaar. Tot aan de evacuatie van juni tot oktober 1946 richting onder andere Solo, Semarang en Batavia zouden 12 mannen zijn overleden.
Ook in dit kamp waren de omstandigheden niet best. Er was 200 gram rijst zonder bijgerechten per persoon per dag. Een brede sloot diende als latrine Electrisch licht ontbrak, slapen was op matjes op de betonnen vloer maar er was voldoende water uit de kraan.
De commandant van Dilem was Kafrafi.  De kampleiding was in handen van J. van Leeuwen en F.G. Bordes. 22)

Sentanan Lor en Pacet
De suikerfabriek Sentanan Lor lag ongeveer 1,5 kilometer noordoostelijk van Mojokerto bij de kali (rivier) Brantas. Op 12 oktober 1945 kwam een onbekend aantal mannen aan uit de stad Mojokerto. Onder hen een achttal medewerkers van het Rode Kruis. Vervolgens gingen de mannen op 28 oktober naar Patjet dat 35 kilometer zuidoostelijk van Mojokerto ligt. Dit kamp was tot 13 december 1946 een mannenkamp in een niet nader beschreven gebouw. Tegen het eind van 1946 werden de mannen naar o.a. Batavia overgebracht. een vijftigtal overleefde het niet omdat de Indonesiërs hen doodden. De lichamen werden begraven achter het vrouwenkamp in Pacet waarvoor een verlaten klooster en een garage waren gebruikt.
In het vrouwenkamp bevonden zich ongeveer 500 vrouwen en kinderen die vanuit Brangkal waren overgebracht in de periode februari 1946 tot en met april 1946. Het aantal overledenen was op het moment van sluiting van het kamp vijf personen. In juni werd een del van de groep geëvacueerd naar Semarang en Batavia.
Vrouwenkamp Pacet was overvol en het ontbrak aan meubilair. Slapen moest op matjes en door gebrek aan dekens en lakens was het ’s nachts in dit hooggelegen gebied koud. De lokale bevolking voorzag de mensen wel van voldoende eten. De mensen hadden verder geen contact met de buitenwereld. Baden en wassen kon in de rivier achter het kamp.
Kampleidster was mevrouw Soesman. 23)

Gevangenis Mojokerto
Strikt genomen was deze gevangenis in de stad geen bersiapkamp maar wordt hier benoemd omdat van daaruit gedetineerden of geïnterneerden werden overgeplaatst naar Brangkal. Het ging om 17 vrouwen en kinderen die in november 1945 daarheen moesten. Een zestal Zwitserse Rode Kruis medewerkers bevond zich ook in die gevangenis. Naar verluidt zouden drie van deze zes mannen op een dag in november 1945 zijn vermoord door extremisten. Het bewijs hiervoor is er echter niet. 24)
Van twee personen waren gegevens te vinden dat ze in de gevangenis van Modjokerto hadden gezeten. De in Utrecht geboren arts Christoffel Johannes van de Hor was arts in Modjokerto en overleed aldaar in de gevangenis op 25 november 1945. Eduard van Batenburg (Voorburg 3 december 1892) stierf er ook op 14 oktober 1945. Hij was bij leven werkzaam in een suikerfabriek in het district Modjokerto. 25)

Oordelen over de republikeinse of bersiapkampen
Antropoloog dr. Mary van Delden heeft voor haar proefschrift onderzoek gedaan naar de republikeinse kampen. Haar conclusie is dat de Indonesiërs voor veiligheid hebben gezorgd en meer dodelijke slachtoffers onder Indo-Europeanen hebben voorkomen.
De geïnterneerden zélf en de Nederlandse regering spraken van gijzeling, vernederingen, seksueel misbruik en geweld. Van Delden heeft voor het gijzelingsidee geen bewijzen of aanwijzingen gevonden. Ze stelt dat het een tactiek van de regering was om de Britten ervan te weerhouden te vertrekken. Daarmee hoopte ze de Nederlandse publieke opinie te bespelen ten gunste van zending van troepen. Dit laatste zou een zware financiële last worden voor het in puin liggende Nederland. De wederopbouw was voor de bevolking de enige prioriteit. Velen hadden geen woning meer of werk. Daarbij speelde dat de Duitse bezetting het bewustzijn had gecreëerd dat een volk recht had op vrijheid en zelfbeschikking. Ten slotte zou het vormen van een grote troepenmacht ingaan tegen een sterk ontstaan anti-militair gevoel juist als gevolg van vijf jaar Tweede Wereldoorlog.
Bussemaker is kritisch over hoe de Republiek haar verantwoordelijkheid als beschermer van (Indo-) Europeanen heeft  genomen. De toestand in de kampen was slecht, mensonterend en ook gevaarlijk door wangedrag van de Indonesische bewakers. De Republiek is wel degelijke tekortgeschoten in het nemen van haar humanitaire verantwoordelijkheid. 26)

Nederland: kon zelf Indische Nederlanders niet beschermen
Opmerkelijk is dat de Nederlandse regering bewust geen militaire acties inzette om de duizenden Indo-Europeanen en Nederlanders te bevrijden of te evacueren uit de republikeinse kampen. De eerste Nederlandse militairen waren op 4 februari 1946 in Surabaya geland. Als reden voerde ze aan dat door gebrek aan voldoende troepen niet eerder dan vanaf maart 1947 verdere offensieve acties niet mogelijk waren. De indruk ontstaat zo dat de geïnterneerden zichzelf maar moesten zien te redden ondanks dat de regering vond dat ze gijzelaars waren van de Indonesiërs. 27)

Slot
Toen de vlam in de pan sloeg in Surabaya in oktober en november 1945, waren stad en regio Mojokerto een veilig gebied voor vluchtende Indo-Europeanen, Nederlanders en onderdanen van koloniale landen als Frankrijk en Groot-Brittannië. Mojokerto stond onder controle van Soekarno’s republiek en deze garandeerde de Europeanen bescherming tegen het extremistisch geweld. Dat ze gegijzeld waren en als ruilmiddel in onderhandelingen dienden, is niet bewezen. De geïnterneerden spreken allen wel van slechte leefomstandigheden door gebrek aan voedsel, geld, medicijnen en hygiëne. Daarnaast wordt vaak genoemd seksuele intimidatie van de kant van hun beschermers, de soldaten van de TRI. Gemeten naar de hedendaagse maatstaven voor opvang en zorg, was toen geheel geen sprake van aandacht voor de geestelijke toestand van de geïnterneerden. Eerst hadden velen de jaren in de Japanse kampen gekend, of als niet veel beter levende buitenkampers. Daarna was er het extreme nationalistische geweld van de pemuda en andere nationalisten dat opnieuw traumatiserend was. Of de Nederlandse overheid toen meer kon doen is te betwijfelen doordat troepen en burgerpersoneel ter plekke nog lang niet voldoende aanwezig waren.
De rol van Mojokerto en regio als veilige plaats voor op de vlucht zijnde Europeanen zou van korte duur zijn. Tegen het eind van 1946 maakten Nederlandse troepen zich op voor een herovering van de onder republikeinse controle staande gebieden. Modjokerto was in ieder geval frontstad nadat de Britten en later Nederlanders buurstad Surabaya stevig in handen hadden gekregen. Met een nieuwe, goed getrainde Mariniersbrigade en door dienstplicht uitgebreide strijdkrachten was een binnenlandse oorlog op grote schaal aanstaande.

Eerder gepubliceerd over Mojokerto tijdens de bersiapperiode:
Modjokerto, Mojokerto: een Javaanse provinciestad in de “grote geschiedenis” (7). Deel 1


Noten
1. Bussemaker (2013), pp. 196-197.
2. Idem, pp. 197-198.
3. Ibidem.
4. Bussemaker, pp. 198-201.
5. Idem, p. 201.
6. Idem, pp. 206-210.
7. Idem, p. 212.
8. Idem, p. 226.
9. Idem, pp. 229-234 en http://www.archiefvantranen.nl/dossier/documenten-gubeng-transport/
10. Idem, p. 234 en http://www.archiefvantranen.nl/dossier/documenten-gubeng-transport/
11. Idem, pp. 264-266.
12. https://bersiapkampen.nl/Brangkal.htm en Research-rapport documentaire tweeluik Archief van Tranen, pp. 24-27.
13. Ibidem.
14. https://bersiapkampen.nl/Soemobito.htm
15. https://www.verzetsmuseum.org/museum/nl/tweede-wereldoorlog/koninkrijkdernederlanden/nederlandsindie/nederlandsindie,bevrijding
16. https://bersiapkampen.nl/Soemobito.htm
17. http://www.archiefvantranen.nl/research-en-fotos/researchrapport/
18. https://bersiapkampen.nl/Dinojo.htm
19. https://www.indischekamparchieven.nl/nl/zoeken?mivast=963&mizig=276&miadt=963&miaet=14&micode=kampen&minr=1395884&milang=nl&misort=unittitle%7Casc&mizk_alle=dinojo&miview=ika2
20. https://bersiapkampen.nl/Dinojo.htm
21. http://www.archiefvantranen.nl/research-en-fotos/researchrapport/
22. https://bersiapkampen.nl/Dilem.htm
23. https://bersiapkampen.nl/Sentanan-lor.htm, https://bersiapkampen.nl/Patjet%20mannen.htm (mannenkamp) en https://bersiapkampen.nl/Patjet%20vrouwen.htm (vrouwenkamp).
24. https://bersiapkampen.nl/Gevangenis%20Modjokerto.htm
25. Website Oorlogsgravenstichting: https://oorlogsgravenstichting.nl/zoeken?q=modjokerto#zoeken-form
26. Bussemaker (2013), pp. 314-315.
27. Idem, p.13.

Bronnen
Dossier Goebeng transport van ir. Henk Itzig Heine.
2 rapporten: Rapport Gubeng-transport en Aanvulling op het rapport van het Gubeng-transport.
Researchrapport Archief van Tranen: http://www.archiefvantranen.nl/research-en-fotos/researchrapport/

Internet
www.bersiapkampen.nl 
www.archiefvantranen.nl
https://deindischekwestie.nl/voor-anton-johan-stein/
Bert Immerzeel, Soerabaja in donkere tinten (artikel op https://javapost.nl)
Getuige bersiap in Surabaya, Indo Eddy Samson 

https://www.verzetsmuseum.org/museum/nl/tweede-wereldoorlog/koninkrijkdernederlanden/nederlandsindie/nederlandsindie,bevrijding
Remco Raben, Het geweld van de Bersiap; in: Historisch Nieuwsblad nr. 7/2011.

Literatuur
H.Th. Bussemaker, Bersiap! Opstand in het paradijs. De Bersiap-periode op Java en Sumatra 1945-1946, Zutphen 2013.
Robert Cribb, Gangsters and Revolutionaries, 1991.
Mary C. van Delden, De republikeinse kampen in Nederlands-Indië, oktober 1945 – mei 1947. Orde in de chaos?, Wageningen 2007. Uitgegeven in eigen beheer.
William H. Frederick, Visions and Heat, 1989.
L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel , Den Haag 1988.
Mary C. van Delden reconstrueerde eerder in Bersiap in Bandoeng (1989) de verwikkelingen in de vroege revolutie in deze stad op West-Java, en publiceerde recent De republikeinse kampen in Nederlands-Indië (2007). Hierin vertelt zij het relaas van de naar schatting 46.000 (Indische) Nederlanders die door de Indonesische republikeinen werden geïnterneerd en soms pas jaren later werden bevrijd.