Oorlog en Bersiap | Everhard Schouten (1922-2012): overleefde de atoombom op Nagasaki

Humphrey de la Croix

Dit artikel over overlevende van de atoombom op Nagasaki Evert Schouten is deel van een tweeluik. Het tweede artikel is de toespraak en presentatie die zoon Rob Schouten heeft gehouden tijdens de veertiende Indië-herdenking op 14 augustus in het stadhuis van Nijmegen.
De toespraak van Rob Schouten lezen?: ‘Dit mag nooit meer gebeuren’.

Het overleven van een nucleaire explosie zoals in het Japanse Nagasaki op 9 augustus 1945 is onbegrijpelijk. Toch is het wat Everhard Schouten (1922 – 2012) kon navertellen. De tweede atoombom maakte een einde aan de Tweede Wereldoorlog toen Japan zes dagen later op 15 augustus 1945 capituleerde. Overlevende Everhard Schouten keek jaren later niet alleen met een gevoel van opluchting daarop terug. Hij besefte goed dat eigenlijk met die bom iedereen slachtoffer was geworden. In de eerste plaats de inwoners van Nagasaki, maar ook de Amerikanen die met de drastische stap de bom te gebruiken, wisten dat het een groot aantal Japanse mensenlevens ging kosten. Een moreel moeilijke kwestie dus.
Rob Schouten beijvert zich al enkele om dit gedachtegoed van zijn vader uit te dragen. In dit artikel laten we zien hoe Everhard Schouten in Nagasaki terechtkwam en dat hij de atoombom overleefde.

Everhard Schouten werd als 19-jarige opgeroepen voor dienst in het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger. Foto: Rob Schouten

Vooroorlogse periode
Everhard (Eef, Evert) Henri Schouten werd op 19 februari 1922 geboren in Semarang. Het gezin was groot en telde negen kinderen. Vader was kapitein in het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger, het KNIL. Everhard Schouten zat in 1941 nog op de MULO toen hij versneld voor de militaire dienst werd opgeroepen. Na drie maanden uitstel meldde zich hij in september van dat jaar in Salatiga. In deze plaats waren eenheden van de cavalerie en artillerie gelegerd. Everhard Schouten’s KNIL-stamboeknummer was 193122. 1)

Krijgsgevangene van de Japanners
Na de snelle ineenstorting van Indië op 9 maart 1941 moest Everhard Schouten als krijgsgevangene naar het complex van de Hogere Landbouwschool aan de Selabatoeweg in Soekaboemi, West-Java, dat als gevangenkamp diende. Naast Nederlandse zaten er ook Australische en Engelse militairen. Vanaf eind april 1941 ontruimden de Japanners geleidelijk het kamp en moesten de gevangenen naar Tjimahi op Midden-Java. Everhard Schouten ging zat er in het zogeheten ‘Kale koppen kampement’, dat officieel heette Baros 5, Kampement 6de Depot Bataljon Inheemse Militie. Niet duidelijk is of Everhard  Schouten met het eerste transport van 1700 mannen op 15 juni was overgekomen of met dat van 1 juli, toen 200 mannen (eveneens vanuit de school in Soekaboemi) werden overgeplaatst. 2)

Kamp Baros 5, het Kale koppenkamp
De krijgsgevangenen in Baros 5 moesten van de Japanners hun hoofden kaalscheren, vandaar de naam ‘Kale koppenkamp’. Dat moest om hygiënische redenen, bang als ze waren voor uitbraak van ziekten. Vanaf 18 oktober 1943 was Baros 5 een burgerinterneringskamp voor mannen. Het kamp heette onder de mensen ook prominentenkamp en bamboekamp vanwege het materiaal van de omheining. De Japanse kampcommandanten waren achtereenvolgen luitenant-kolonel Kimura (april-september 1942), luitenant Kurashima Tomiji (september – november 1942) en kapitein Takagi. De Nederlandse kampleiding was in handen van majoor P. Doornbosch.
Na Baros 5 in Tjimahi volgde overplaatsing naar Batavia. Waarschijnlijk was dat naar het kampement van het 10e Bataljon KNIL. Vanuit Baros 5 zijn er daarheen op 13 oktober 1942 (800) en 15 oktober 1942 (1000) krijgsgevangenen getransporteerd.
Vervolgens maakte Evert Schouten deel uit van een groep van 575 mannen die naar Djokjakarta werd gedirigeerd en in het gebouw van het Groot-Seminarie aan de Sultansboulevard terechtkwam. Djokjakarta zou het voorlaatste kamp van Everhard Schouten op Java zijn. Op 20 mei 1942 ging de voltallige groep van 575 mannen naar Soerabaja om te belanden in de HBS-gevangenis aan de Ambenganweg, ten zuiden van de Jaarmarkt. Dat was de laatste verblijfplaats op Java voordat Everhard Schouten op een volgend transport zou worden gezet. 3)

Transport van Soerabaja via Singapore naar Modji in Japan
Op 1 februari 1943 vertrok de Maebashi Maru 2 uit Tandjoeng Perak, de haven van Soerabaja via Tandjong Priok (Batavia)  naar Singapore. Dit transport met 1900 krijgsgevangenen die in de HBS-gevangenis hadden gezeten, is de zogenaamde Java Party 12. Everhard Schouten was een van hen. De website www.japansekrijgsgevangenkampen.nl  zegt over het schip:

“Het was een smerig schip, afgewerkte kolen lagen aan dek; alles, ook de bemanning, zag er zwart en vettig uit. De krijgs­gevangenen werden in het voorste ruim gepropt, officieren en manschappen door elkaar. Er waren geen patrijspoorten, de ventilatie werkte niet, er hing een verpeste lucht. Lig­gend slapen was onmogelijk, iedereen zat met opgetrokken knieën.
Het eten bestond uit wat rijst en vissoep. Door een vis­vergiftiging werden velen beroerd en moesten over­geven. Daarnaast trad nog een permanganaatvergiftiging op doordat de verdunde permanganaat (gebruikt om eetgerei af te spoelen) per ongeluk als thee werd geschonken; maag- en buikklachten waren het gevolg.” 4)

Op 3-2-1943 kwam het schip aan in Tandjong Priok, de haven van Batavia. De Japanners hielden medische keuring om uitbraken van ziekten aan boord te voorkomen. Ongeveer 200 mannen werden afgekeurd en aan wal gebracht. De “gezonde” mannen reisden naar Singapore van 5 februari 1943 tot en met 9 februari 1943. Daar aangekomen werden ze per vrachtwagen naar het militair complex Changi gebracht. Onderweg hadden ongeveer 300 van hen dysenterie opgelopen. Zij kwamen in de ziekenboeg terecht. De Japanse bewakers traden hard op, ook tegen de zieken. De omstandigheden waren slecht. 5)
Changi was een verzamelkamp van waaruit de gevangenen naar verschillende bestemmingen werden gedirigeerd. Die van de Maebashu Maru gingen naar Thailand (Birmaspoorweg) en naar Japan. Everhard Schouten hoopte samen met een bevriende dienstmaat dat ze bij elkaar zouden blijven:

“De oneven nummers in de lange rij wachtenden gingen naar de Birmaspoorweg, de even nummers naar Japan. Ik had mijn vriend gezeg dicht bij me te gaan staan, dan konden we bij elkaar blijven. Maar door dat selectiesysteem kwam daar niks van terecht. Hij had een oneven nummer en moest naar Burma. Ik heb ‘m nooit meer teruggezien.”  6)

Op 2 april 1943 vertrokken 1000 krijgsgevangenen met het schip Hawaii Maru 1 naar Japan. Andere krijgsgevangenen gingen met treinen naar Ban Pong, het beginpunt van de Birmaspoorweg in Thailand.

Het transport naar Japan was in konvooi van vier schepen. Tussen Saigon en Takao was de zee zeer on­stuimig, waar­door er veel zeezieken waren. De voeding was redelijk: rijst met sajoer, soms wat vis, voldoende thee. De omstandig­heden in de ruimen waren slecht. De met prikkeldraad afgesloten ruimte was heet, te vol, ademen ging amper, sanitair was er niet, ontlasting liep overal in het ruim.
De aankomst in de havenplaats Modji op Kioesjoe het zuidelijkste van de grotere eilanden van Japan was op 24 april 1943. Een zevende man was overleden en 180 mannen waren ziek geworden. Evert Schouten maakte deel uit van een groep van 300 mannen die in een geblindeerde trein naar Nagasaki werd getransporteerd. Medisch personeel bevond zich niet in de groep. Andere groepen gingen naar onder andere de kolenmijnen. 7)

Met de hand getekende indeling van het verblijfsgebouw 1 van kamp Fukuoka 14B. https://www.japansekrijgsgevangenkampen.nl/Plattegrond%20Fukuoka%2014B.htm

Kamp Fukuoka 14B verblijfsgebouw nummer 2. Nieuw gebouwd toen in 1944 het eerste gebouw te klein was geworden door de komst van nieuwe krijgsgevangenen Bron: https://www.japansekrijgsgevangenkampen.nl/Plattegrond%20Fukuoka%2014B.htm

Kamp Fukuoka 14B
Het kamp lag nog geen kilometer van het centraal station van Nagasaki, langs de spoorbaan, aan de zijde van de Urakami-rivier. De weg, die naar de eerste brug over deze rivier liep, was door een enkele rij houten woningen van het kampterrein gescheiden. Het kamp bestond uit twee delen; het oudste deel lag het verst van de weg af en daarin werden de gevangenen het eerste jaar ondergebracht. In feite was dat een grote fabrieksloods met een aantal bijgebouwtjes. 8)

Everhard Schouten werd tewerkgesteld op het terrein van de Mitusbishi scheepswerf, later in een wapenfabriek. Iedere dag moesten hij en zijn medegevangenen te voet vanuit Fukuoka 14B naar de scheepswerf zes kilometer afleggen en ’s avonds dezelfde afstand terug. Veel kameraden bezweken onderweg en werden ziek, of stierven na enige tijd. En in de ziekenboeg kwam je niet zomaar.
Evert Schouten:

“Medicijnen werden niet verschaft en het eten was slecht, eenzijdig en veel te weinig. Ik heb daar heel wat makkers naar het crematorium gedragen. De Japanners kenden geen greintje mededogen. Hun hele opzet was ons geestelijk kapot te maken. Bij sommigen lukte ze dat, die degenereerden volkomen. Ze werden als dieren. Verschrikkelijk als je dat zag. Om een klein beetje vet te bemachtigen, visten ze de maden uit onze beerputten en consumeerden die.”.  9)

Kerstviering in 1943 of 1944 in kamp Fukuoka verblijfsgebouw 2. Foto: © Collectie Museum Nagasaki © Collectie Museum Nagasaki

Everhard Schouten had als taak het klinken van scheepswanden vanaf de kiel tot aan het bovenste platform. Die bewerkelijke handmatige methode werd vervangen door het aan elkaar lassen van vooraf gevormde halve stalen wanden. Kranen hesen de stukken metaal om die tegen het al gevormde stuk romp te richten. Deze snellere manier van werken was nodig omdat de Japanners tegen de Amerikanen steeds meer en frequenter schepen verloren door torpedering of luchtaanvallen. Everhard Schouten kreeg een verkorte opleiding tot lasser. 10)

Scheepswerf van Mitsubishi in Nagasaki. Krijgsgevangenen plaatsen stalen scheepswanden aan elkaar met klinknagels. Everhard Schouten moest dit werk de hele dag doen. Later na een korte opleiding kon hij de constructies aan elkaar lassen. Foto: Facebookpagina Fukuoka 14 branch camp Nagasaki: https://www.facebook.com/search/top/?q=fukuoka%2014%20branch%20camp%20nagasaki&epa=SERP_TAB

Maquette kamp Fukuoka 14B in het Atoombom Museum in Nagasaki. Foto: Rob Schouten

De zware werkzaamheden vergden veel van hem. Zéker in de strenge winters. De berooide mannen droegen het hele jaar dezelfde kleren, beter gezegd vodden. Kameraden liepen bevriezing op en verzwakten, sommigen overleden. Zich warmen bij bakken waarin de klinknagels werden verhit, was absoluut verboden. Betrapt worden leidde tot een pak slaag. 11)

Kamp Fukuoka 14B na de ontplofte atoombom. Foto: Facebookpagina Fukuoka 14 branch camp Nagasaki: https://www.facebook.com/search/str/fukuoka+14+branch+camp+nagasaki/photos-keyword?f=Abp-6fRdBRAD_kb_MSLf52zzy4gUTmR4Kg_TFudbMXjkGgbcmv65vfdyMLgtFXrIqIB1l9Wcp3ZPS_H5xgcc2W_T920y4IIS_7eb5PHz58eXHYgsu1m7Z8vNNodK4sdH5-zBzXLYYKNKMRxmE1ORcrFM&epa=SEE_MORE

9 augustus 1945: het grootste deel van het terrein van Mitsubishi lag slechts 1800 meter van waar de tweede atoombom ontplofte. Na de explosie was het terrein weggevaagd. Everhard Schouten werkte bij geluk in een loopgraaf en was enigszins beschut. Na het zien van een lichtflits, een donkerrood kleurende hemel werd hij omver geblazen en raakte buiten bewustzijn. Toen hij bijkwam was alles om hem heen verdwenen. Foto: atomicarchive.com

9 augustus 1945: “heel verschrikkelijk, zo hel, zo hel”
Op deze datum begon de dag om 7 uur met het appèl. Het geluid van een zwaar vliegtuig dat naar het noorden vloog, werd hoorbaar. De Japanse bewakers gingen schelden en slaan omdat omhoog kijken tijdens het appèl niet mocht. De krijgsgevangenen werden in die periode ingezet om wegen te repareren. Die waren beschadigd door Amerikaanse bombardementen op 3, 4, 9, 16, 29, 31 juli en 1 augustus. Tegen 11 uur hoorden de mannen weer het geluid van een vliegtuig.
Everhard Schouten:

“mijn maat zei: “Kijk eens naar boven. Daar komen drie parachutes naae beneden en er hangt een grote koker aan”. Ik kijken, maar ik zag niks. Recht boven je, zei-ie. Gelijk die Japanners weer tieren en razen. Op het moment dat ik me bukte om puin in de kruiwagen te scheppen, was er een enorme lichtflits.
Heel verschrikkelijk, zo hel, zo hel…” (…)  12)

Everhard Schouten raakte korte tijd buiten bewustzijn en zag daarna dat alles in een “eigenaardige schemering was gehuld.” “Ik vroeg me af waar de zon was gebleven en opkijkend zag ik daar een bloedrood-vaalachtige bol aan de hemel staan. Ik dacht: dit is het einde van de wereld.” (…)
De desolate omgeving maakte Everhard Schouten erg angstig en zijn eerste gedachte was er zo snel mogelijk weg te gaan. Hij besloot parallel aan de langgerekte zeearm die de baai vormde te vluchten. Toen ontplofte een chemische fabriek aan de overkant van de baai. Zwarte rook steeg op.  Hij kreeg het gevoel dat zijn longen en ogen verbrandden.
Aangekomen bij Fukuoka 14B zag hij een niet te beschrijven situatie. Overal verwoesting, hele gedeelten weggevaagd waar gebouwen eerst stonden, omhoog gekrulde spoorrails, mensen als brandende fakkels die lagen, rondliepen en ineens neervielen. Everhard Schouten trof een oude mevrouw deels onder puin bedolven. Hij trok haar er van onder en sjouwde haar mee verder de heuvels in waar hij een nacht bleef. De volgende dag ontdekte hij medegevangenen. Het was slechts een kort moment van blijdschap omdat al direct ook de getroffen kameraden in beeld waren. Hun zwaar verbrande, verkoolde en zwarte restanten boden een zeer droevige aanblik.
De Japanners hervatten hun taken en brachten de gevangenen weer onder hun strikte toezicht. Ze moesten naar een verlaten arbeiderskamp in de heuvels achter Nagasaki. Wie kon werken moest dat ook doen en het was een zware en macabere taak: het ruimen en verbranden van de stoffelijke overschotten. 13)

Everhard Schouten:

“en toen kwam de morgen waarop de kampcommandant de gevangenen berichtte dat ze die dag mochten uitblazen. Enige uren later sprak een hoge stafofficier hen toe. Hij liet weten dat de keizer besloten had de vijandelijkheden te staken en droeg vervolgens de bewaking van het kamp over. Vanaf nu waren wij geen gevangenen meer maar vrije mensen.” “Ik heb een stil plekje gezocht en mijn tranen de vrije loop gelaten.” (…) 14)

Weer de oorlog in: Nederland tegen de Republiek Indonesië 1945-1949
De Amerikanen brachten de voormalige krijgsgevangenen eerst naar Manilla. Daar kregen ze nieuwe kleding, vers voedsel en konden bijkomen. De gerepatrieerde krijgsgevangenen was slechts een korte periode van herstel gegund. Daar werden de meest fitte militairen geselecteerd voor herbewapening en training om nieuwe KNIL-eenheden te vormen. Die zouden in Nederlands-Indië het Nederlands gezag moeten herstellen. Deze eenheden werden door de Australiërs naar Balikpapan op Borneo op transport gezet. Australië wilde hen niet naar Java brengen om de nationalisten niet tegen de haren te strijken. In Balikpapan bracht een Brits marineschip de nieuwe KNIL-eenheden naar het onrustige Zuid-Celebes. Tijdens zijn detachering in Celebes mocht Everhard Schouten zijn familie zoeken met hulp van het Rode Kruis. In Batavia kon hij hen na ruim vijf jaar weer in de armen sluiten. 15)

Op 17 augustus hadden de nationalistische leiders Soekarno en Hatta de Republiek Indonesië uitgeroepen. Everhard Schouten was nog steeds dienstplichtig militair en moest na een korte hersteltermijn weer onder de wapenen. Hij werd chauffeur van kapitein Raymond Westerling, de commandant van het Depot (later: Korps) Speciale Troepen. Deze commandotroepen hadden een extra harde training gevolgd en moesten een contra-guerilla voeren tegen de eenheden van de zichzelf uitgeroepen Republiek Indonesië. De als “methode Westerling” bekend staande praktijk was dat Indonesiërs hard werden ondervraagd om inlichtingen te verkrijgen over de vijand. Ging dat niet vanzelf dan werden meedogenloos acties ingezet als standrechtelijke executies, marteling en afbranden van huizen, schuren en complete dorpen. Dat er kinderen en volwassenen omkwamen was geen obstakel. In de regio Zuid-Celebes (Sulawesi) zijn naar schatting 4000 mensen gedood door de mannen van Westerling.
Westerling trad hard op omdat nationalistische strijders excessief geweld hadden gepleegd tegen Nederlanders en Indo-Europeanen. Everhard Schouten herinnerde zich de afschuwelijk verminkte lichamen van militairen en burgers. Ook de contra-guerilla van Westerling begon hem erg tegen te staan. Hij vroeg overplaatsing aan en die  kreeg hij  in oktober 1947 werd op Java gedetacheerd. 16)

Repatriëring naar Nederland en verdere levensloop
De vader van Everhard Schouten wilde niet in Indonesië blijven maar verhuizen naar Den Haag. Dat gebeurde ook en het gezin kwam op 23 mei 1948 aan in Amsterdam.
Kort daarna in juni demobiliseerde Everhard Schouten en was eindelijk militair. Het eerste halfjaar slaagde hij er niet in werk te vinden. Het was een periode van teleurstelling, woede en wanhoop. Dusdanig dat hij terugkeer naar Indonesië overwoog en daarmee terug het leger in. Zover kwam het door een gelukkige ontmoeting niet. Via dat gelegde contact trad Everhard Schouten per januari 1949 in tijdelijke dienst als schrijver bij de marine in Amsterdam. Na drie maanden is zijn aanstelling een vaste geworden. 2 jaar later volgde overplaatsing naar de marinevestiging in Veere en Vlissingen. Het jaar daarop maakte hij de overstap naar de Koninklijke Luchtmacht en werd geplaatst op de LIMOS-kazernes in Nijmegen waar nieuwe militairen een basisopleiding kregen. 17) Het is opmerkelijk dat in deze Nijmeegse kazernes voorheen de Koloniale Reserve was ondergebracht, die militairen opleidden voor dienst in Nederlands-Indië.
Een periode volgde om zijn loopbaan een impuls te geven. Handicap was de voortijdig afgebroken MULO-opleiding. Repatrianten kregen volop te maken met een terugval in sociale positie wanneer ze in Nederland werk vonden. Velen moesten terug naar een minder gekwalificeerde en daardoor minder goed beloonde baan. De vurig gewenste bevordering kwam er met ingang van 1 januari 1975. Everhard Schouten was voortaan administratief ambtenaar C1 en zou ook bij zijn pensionering . Hij zou bij vervroegde uitdiensttreding in de eindrang C2 eindigen. 18)

Jaar: niet bekend. Everhard Schouten met onderscheidingen in zijn woonplaats Nijmegen. Foto: Rob Schouten

De gevolgen van de oorlog
Everhard Schouten zou zoals zovele overlevers van de oorlog, lange tijd niet praten over die periode van vernedering, pijn en verlies. Binnen zijn gezin was er wel een en ander merkbaar, maar niemand kon echt duiden of er iets speelde en wat. Zijn Zeeuwse echtgenote Rosalia Maria Spelier was zijn altijd aanwezige steun en toeverlaat in moeilijke momenten. Waarschijnlijk als gevolg van de blootstelling aan radio-actieve straling na de ontploffing van de atoombom, kreeg Everhard Schouten op latere leeftijd kanker aan de huid en in zijn nieren. Hij is niettemin 90 jaar oud geworden.
Wat hij door overlijden in 2012 niet is gelukt is om nog één keer naar Nagasaki terug te keren. De Japanners had hij inmiddels al vergeven, de Amerikanen ook.


Noten
1. Sociaal Rapport Stichting Pelita t.b.v. de aanvraag van een periodieke uitkering op grond van de Wet Uitkeringen Vervolgingsslachtoffers (WUV). Datum: 7 april 1977. Rapporteur G. Loohuys.
2. https://www.indischekamparchieven.nl/nl/zoeken?mivast=963&mizig=276&miadt=963&miaet=14&micode=kampen&minr=1395703&milang=nl&misort=unittitle%7Casc&mif2=311917&miview=ika2
3. https://www.japansekrijgsgevangenkampen.nl/Baros%205.htm
4. https://www.japansekrijgsgevangenkampen.nl/Maebashi%20Maru%202.htm
5. Ibidem.
6. W.J. Tabak (1985).
7. https://www.japansekrijgsgevangenkampen.nl/Maebashi%20Maru%202.htm
8. W.J. Tabak (1985).
9. Idem.
10. Idem.
11. Idem.
12. Idem.
13. Idem.
14. Idem.
15. L. de Jong (1986), pp. 509-510. Brief Everhard Schouten aan de Uitkeringsraad te Diemen 14 december 1987.
16. Brief Everhard Schouten aan de Uitkeringsraad te Diemen 14 december 1987.
17. Sociaal Rapport Stichting Pelita t.b.v. de aanvraag van een periodieke uitkering op grond van de Wet Uitkeringen Vervolgingsslachtoffers (WUV). Datum: 7 april 1977. Rapporteur G. Loohuys.

Bronnen
Sociaal Rapport Stichting Pelita t.b.v. de aanvraag van een periodieke uitkering op grond van de Wet Uitkeringen Vervolgingsslachtoffers (WUV). Datum: 7 april 1977. Rapporteur G. Loohuys.
Sociaal Rapport Hernieuwde aanvraag WUV-uitkering. Datum: 22 augustus 1988. Rapporteur H.A.J. de la Croix.
Brief Everhard Schouten aan de Uitkeringsraad te Diemen 14 december 1987.
W.J. Tabak, Armageddon, in: Nota. Maandblad voor het burgerpersoneel van defensie, 13e jaargang, nummer 7/8 juli/augustus 1985.

Internet
https://www.japansekrijgsgevangenkampen.nl/Baros%205.htm
Lijst met namen van 998 krijgsgevangenen op transport van Singapore naar Japan, 2 april 1943 – 24 april 1942: https://www.japansekrijgsgevangenkampen.nl/Hawaii%20Maru%201%20Register.htm
https://www.japansekrijgsgevangenkampen.nl/Maebashi%20Maru%202.htm
https://www.indischekamparchieven.nl/nl/zoeken?mivast=963&mizig=276&miadt=963&miaet=14&micode=kampen&minr=1395703&milang=nl&misort=unittitle%7Casc&mif2=311917&miview=ika2
https://www.japansekrijgsgevangenkampen.nl/Somlijst%20Japan%20MZ.htm
Dolf Douwes, ex-krijgsgevangene in Baros 5. Artikel in Trouw van 14 augustus 2010: https://www.trouw.nl/nieuws/mijn-leven-hangt-van-geluk-aan-elkaar~bcba2792/
Ward op den Bouw, NRC Handelsblad 9 augustus 1991: ‘Atoombom op Nagasaki was “lichtflits in donker bos’.
Geschiedenisprogramma ‘Andere tijden’: https://www.anderetijden.nl/aflevering/5/Ooggetuigen-van-de-atoombom

Literatuur
L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 11c. Nederlands-Indië III, ’s Gravenhage 1986.
Rémy Limpach, De brandende kampongs van generaal Spoor, Amsterdam 2016.
A. Verstraaten, Ooggetuige. Krijgsgevangen in Indië en Japan (1942-1945), Zutphen 2008.