Maand van de geschiedenis | Thema 2019: Zij/Hij. Moedige vrouwen in verzet tegen de Japanners

Humphrey de la Croix

 

 

 

 

De koloniale samenleving kende in vele opzichten ongelijkheid tussen groepen. Die tussen Indonesiërs en Europeanen, Indo’s versus Indonesiërs, totoks tegenover Indo’s en niet te vergeten die tussen mannen en vrouwen.
In dit artikel in het kader van de Maand van de geschiedenis 2019, geven we aandacht aan een vijftal bijzondere Indische vrouwen. Zij wilden zich niet neerleggen bij de Japanse bezetting. Daarmee zetten zij hun eigen levens, die van mede-verzeststrijders, familieleden en vrienden op het spel.
Opvallend was dat een groot aantal Indische vrouwen deelnam in de groep. Een reden was dat de meeste Indo-Europeanen buiten de interneringskampen waren gebleven. Die welwillendheid van de Japanners richting hun ‘mede-Aziaten’ leidde echter niet tot verminderde loyaliteit van de Indo-Europeanen aan Nederland.

Verzet op Java: de groep ‘ Corsica’ van kapitein W.A. Meelhuysen in Soerabaja
Kapitein Willem (Wil) Adam Meelhuysen was een Indo-Europese officier van de afdeling militaire luchtvaart van het KNIL. Hij was commandant van de opleidingsschool voor vliegers/waarnemers in Batavia. In maart 1942 vlak na de capitulatie startte hij met het organiseren van een netwerk van individuele personen en groepjes die verzet pleegden tegen de Japanners in de stad en regio rond Soerabaja. Deze verzetsgroep met de codenaam ‘Corsica’ zou eind februari-begin maart 1943 volledig worden opgerold. De Japanners schatten in dat de groep zo’n tweehonderd personen telde die op een of andere manier waren betrokken bij de illegale activiteiten. De bezetter beschouwde alles wat maar in hun ogen verdacht was, als ondermijning en verzet. Zo kwam een aantal meisjes van 12-14 jaar in de gevangenis terecht omdat ze anti-Japanse liedjes zongen. 1)

Verzet in Malang: de groepen Steyn van Hensbroek en Koops Dekker
Hier was de groep van luitenant-kolonel b.d. J. Steyn van Hensbroek en vooral actief in het verzamelen van wapens en uniformen. De Kenpeitai ontdekte de groep en alle leden werden geëxecuteerd door onthoofding. Een tweede verzetsgroep in Malang was die van de Indo-Europeaan ir. A.G. Koops Dekker. Deze reserve-officier was er in geslaagd een radioverbinding tot stand brengen met Australië. Daardoor waren de Geallieerden op de hoogte van de Japanse installaties, kazernes en troepensterkte. Koops Dekker kwam in handen van de Kempeitai maar overleefde ondanks hevige martelingen zijn detentie. 2)

Vijf moedige vrouwen 

Corrie Altman
Lena Cornelia de Moet werd geboren op 1 september 1911 in Malang. Ze overleed op 24 april 1996 in Benidorm. Op haar 18e trouwde ze met Friedrich Heinrich Altman (1905-1962). Zij scheidden van elkaar zoals opgetekend in Djakarta op 20 mei 1952. Hoewel uit Malang afkomstig behoorde ze tot de verzetsgroep van kapitein Willem Adam Meelhuysen. Deze had haar persoonlijk benaderd nadat hij van haar activiteiten had gehoord. Hij zou haar de koosnaam ‘Kenau’ geven omdat ze graag commandeerde en initiatieven nam. Meelhuysen respecteerde Altman’s moed en daadkracht maar vond ook dat ze te grote risico’s nam. 3)

1945. Boeloegevangenis Semarang. Corrie Altman (zittend) deelt eten uit. Foto: Boebi Dragolic, in opdracht van Ladty Mountbatten vlak na 15 augustus 1945

Corrie Altman verrichtte het meeste verzetswerk in Soerabaja. Later zouden mannen die met haar in de gevangenis zaten, haar de ‘Engel’ noemen vanwege haar opwekkend zingen van het kinderlied ‘Het angelus klept in de verte’. Naar verluid zou deze moedige vrouw na een hardhandig verhoor door de Kempeitai in haar cel direct het Wilhelmus zijn gaan zingen. Haar moreel leek niet te breken.
Ze was op diverse manieren actief geweest in haar strijd tegen de bezetter. Ze werkte als verpleegster in het Centraal Burger Ziekenhuis in Soerabaja. Daar waren de overlevenden van de slag in de Javazee gebracht om te herstellen. Door te knoeien met patiëntenlijsten wist ze de mannen langer in het ziekenhuis te houden zodat ze niet snel naar een krijgsgevangenkamp moesten, waar de voorzieningen ontbraken of weinig waren. 4)
Corrie Altman nam met het in huis nemen van zich verzetsmensen die zich wilden verbergen en het houden van besprekingen met het verzet, een levensgevaarlijk risico. Ook hield ze wapens in huis of verplaatste die door ze onder haar kleren te verstoppen. Het was een kwestie van afwachten tot buren hen zouden verraden. Naast deze activiteit verrichtte ze koeriersdiensten, en ze slaagde er steeds in geld te verwerven voor de verzetsgroep van Meelhuysen. Corrie Altman was ook nog eens bedreven in het namaken van pendaftarans, persoonsbewijzen. Hiervoor kreeg ze van de Indische gemeenteambtenaar Frans Hengst blanco exemplaren van het document.
Corrie Altman was aanvankelijk ter dood veroordeeld, maar ze kreeg uiteindelijk 15 jaar gevangenisstraf. Ze zat daarvoor in de Tjipinang-gevangenis in Batavia. Daar zaten onder anderen ook J. Steyn van Hensbroek en Gody Meelhuysen en Bep Stenger.
Corrie Altman ontving de Verzetsster Oost-Azië 1942-1945 voor haar moedige activiteiten gericht tegen de Japanse bezetter. 5)

Hanny Hilgers
Hanna Christa Hilgers (Hanny) was een Indo-Europese vrouw die op 14 mei 1918 te Bandoeng werd geboren. De Japanners executeerden haar op 6 september 1943 te Batoetoelis. Ze ligt begraven op het ereveld Ancol in Jakarta. In 1993 is in Almere een straat naar Hanny Hilgers vernoemd.
Toen de oorlog uitbrak had ze een kantoorbaan bij  Reiss & Co, de latere NV Handelsvereeniging, in Batavia. Ze woonde met zus Elizabeth bij haar moeder in de wijk Menteng. Hanny Hilgers zou deelnemer zijn in de verzetsgroep van reserve luitenant L.J. Welter, die in de plaatsen Buitenzorg en Depok actief was. Deze groep-Welter verzamelde inlichtingen over de Japanners voor de Geallieerden, verzamelde wapens en geneesmiddelen. Na een razzia in juli 1942 vluchtte Welter naar Bandoeng. De Japanners arresteerden hem daar in september 1942. Hij is geëxecuteerd op 13 mei 1944 in Batavia. 6)

Ten tijde van de capitulatie van het KNIL en de val van Indië was Hanny Hilgers verloofd met de Britse officier en tolk C.Th.W. (Tom) Powell (1 april 1918 – 6 september 1943). Powell was met een andere Britse luitenant, van de Royal Engineers, John L. Appleby op de vlucht en zochten een schuilplaats. Hanny Hilgers bood beiden aan onder te duiken bij haar thuis. Ze wilden eigenlijk Java per boot verlaten maar konden er geen vinden. Om ontdekking te verkleinen vond Hanny Hilgers begin 1943 een nieuwe schuilplaats voor hen in een particulier krankzinnigengesticht te Buitenzorg. Na aankondiging van sluiting ervan volgde verplaatsing naar een derde onderduikadres bij de Indo-Europeaan P. M. Mulder, die in zijn huis al de KNIL-sergeant W. Bechtholt verborgen hield.
Hanny Hilgers werkte inmiddels op een kantoor van de Japanners. Daar had zij een collega Milly van den Berg. Zij is later door de Temporaire Krijgsraad die oorlogsmisdaden onderzocht en processen behandelde opgeroepen als getuige om te onderzoeken wie Hanny Hilgers zou hebben verraden en daarmee tegelijk de drie onderduikers. Het proces waarin de officier Murase van de Kenpeitai werd ondervraagd leverde veel onduidelijkheden op. Milly van den Berg beschuldigde een collega Gonda de Haan en haar moeder ervan de verraders van Hanny Hilgers te zijn geweest. De tegenstrijdige verklaringen van alle getuigen leverden niet het duidelijke antwoord op waar de rechters en het publiek behoefte aan hadden. Meest waarschijnlijk was dat Milly van den Berg als maitresse van overste Murase hem over mogelijk verzetswerk van Hanny Hilgers had verteld. Naarmate het proces duurde wezen hun bijgestelde herinneringen steeds meer naar Gonda de Haan als de verraadster. Deze is echter later vrijgesproken en gerehabiliteerd. Vermoeden was ten slotte dat beide dames al van hun schooltijd af Hanny Hilgers niet mochten. Dus een persoonlijk motief lag mogelijk ten grondslag aan het wrede lot dat Hanny Hilgers en de onderduikers zou treffen.
Uit verslagen blijkt dat in het kantoor waar Hanny Hilgers en Milly van den Berg werkten, verschillende andere collega’s betrekkingen met de Japanners aangingen. Een belofte van Murase dat tegenover het oppakken van een onderduiker 500 gulden beloning stond, zou de prikkel voor een collega zijn geweest Hanny Hilgers’ activiteiten te verraden aan de Kenpeitai. 7)

Hanny Hilgers en haar zus werden in augustus 1943 opgepakt door de Kempeitai. Hun moeder bleef vrij omdat haar gezondheidssituatie het niet toeliet te worden gedetineerd. Een week later volgde de inval bij de familie Mulder. De drie onderduikers zaten in de kelder en beseften wat er zou gebeuren. Ze hadden ieder een handgranaat ter beschikking maar die detoneerden niet zodat ze werden overmeesterd. Appleby, Powell, Bechtholt en Hanny Hilgers werden drie weken later op 3 september  standrechtelijk onthoofd, Hanny Hilgers als laatste. In een verslag stond dat Hanny Hilgers een tengere jonge vrouw van 23 was, gekleed in een witte blouse en een rok. 8)

Sok Berg
Niet of minder bekend als deelnemer in het Indisch verzet was ‘Sok’ Berg. Zij behoorde tot de verzetsgroep van kapitein Meelhuysen in Soerabaja. De Indo-Europese Johanna Wilhelmina (‘Sok’) Berg-Butteweg werd op 6 januari 1898 geboren in Ampelgading (Oost-Java). Ze overleed op 16 mei 1987 in Den Haag. Sok Berg was een bij het wel en wee van de inheemse bevolking betrokken vrouw, die naast Nederlands goed Maleis en Javaans sprak. Ook had ze veel contacten met vrouwen van inheemse notabelen, en was ze maatschappelijk erg actief.
Na de capitulatie was ze vanuit het kantoor van de Luchtbeschermingsdienst (LBD) al gauw actief in het verzamelen en doen uitgaan van berichten die ze zo nodig uit het Maleis of Javaans vertaald had. Deze berichten waren vaak door krijgsgevangenen tijdens hun transport doorgegeven aan wachtenden. Meelhuysen zelf opereerde undercover als Indonesiër tussen de lokale bevolking. In verhalen van Indische verzetsdeelnemer wordt het inderdaad vaker genoemd dat men als Indonesiër verkleed te werk ging. Indonesisch betekende hier: in inheems textiel, een kain met wit jasje en een zwart hoofddeksel. Meelhuysen bediende zich van het pseudoniem Tahir en ging ver in zijn rol. Hij ging als een moslim leven en nam vele baantjes aan. Zo werd hij o.a. bezorger van melk aan de Japanners en in die contracten legde hij zijn oren goed te luister. Hij nam ook zelfs dienst bij de Keibodan of vermomde zich zelfs een keer als Japanse officier en werd door Japanse soldaten begroet. Na kennisgemaakt te hebben met Sok Berg, “transformeerde” hij in haar tuinjongen, de keboen.
Sok Berg was voor de verzetsgroep zeer belangrijk omdat ze mocht blijven werken bij de Keibodan, de Japanse naam voor de voormalige Luchtbeschermingsdienst. Opmerkelijk genoeg werd in deze organisatie verzet gepleegd in de vorm van onderhouden van contacten tussen achterblijvende vrouwen van krijgsgevangen militairen met hun mannen. Hoe dit ging is niet bekend, Sok Berg moet er een rol in hebben gespeeld. Na aarzelingen was zij tot het verzet toegetreden. Ze was bang voor kwalijke gevolgen voor haar broer en dochter. De toenemende druk van de Japanners in de vorm van arrestaties, vernederingen en slechte behandeling van geïnterneerden brachten haar tot de beslissing zich niet bij de capitulatie neer te leggen. Ze begon binnenkomende berichten in het hoofdkwartier van de Keibodan door te geven aan verzetsman J.F. ‘Pa’ van Hutten die opereerde in de buitenposten. Ook nam ze briefjes in ontvangst die geïnterneerden buiten het kamp gooiden en bestemd voor familieleden. Sok Berg zou daarvoor zorgen.
Vrij spoedig kwam ze in aanraking met de activiteiten van de groep-Meelhuysen. En met de verzetsleider zélf die onder de naam Tahir bleek voor te komen op een lijst van medewerkers van de Keibodan. Er was een ‘klik’ tussen beiden en Sok Berg werd een vertrouwelinge en luisterend oor voor Meelhuysen. Ze stond hem bij met raad en daad.
Het huis van Sok Berg werd de locatie waar de verzetsdeelnemers bij elkaar kwamen of er de communicatie mee onderhielden. De gastvrouw zal vast en zeker de informatie die in de Keibodan rondging, hebben gedeeld. 9)

Sok Berg was zich er goed van bewust wat de Japanse maatregelen zouden zijn bij ontdekking van de illegale activiteiten. Dat moment kwam er. Als gevolg van een tip  arresteerden de Japanners haar op 20 december 1942. Zij werd naar het hoofdkwartier van de Kempeitai aan het Paradeplein in Soerabaja gebracht. Maandenlange pijnlijke verhoren volgden. De Japanners bleven vragen stellen over haar relatie met Meelhuysen en haar betrokkenheid bij zijn organisatie.
Meelhuysen wist al een paar uur later dat na haar arrestatie dat Sok Berg was gevangen gezet. Hij besloot haar te redden door zich aan te geven, ook al besefte hij dat het niet reëel zou zijn dat Sok Berg hierdoor vrijuit zou gaan. Zij overleefde echter omdat ze vijftien jaar gevangenisstraf kreeg. Kapitein Meelhuysen werd zwaar gemarteld door de Japanners maar bekende niets. Om de martelingen niet meer te hoeven ondergaan besloot hij zelf zijn leven te beëindigen. Na een eerste mislukte poging met cyaankali slaagde er op 22 december 1942 bij de tweede keer in door ophanging een eind aan zijn lijdensweg te maken. 10)
‘Sok’ Berg werd later onderscheiden met het Verzetsherdenkingskruis en de Verzetsster Oost-Azië 1942-1945 (16 januari 1950). 

Bep Stenger
Zij werd geboren op 30 juli 1922 in Tjimahi, Midden-Java. Vader was officier in het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger, het KNIL. Bep Stenger had een zusje dat twee jaar jonger was.In 1925 vertrok het gezin naar Amersfoort waar vader instructeur werd bij de cavalerie. Tegen 1928 volgde terugkeer naar Tjimahi.
Van haar vader leerde ze mensen van allerlei afkomst goed te behandelen. Die houding toonde ze later toen ze ondanks hardhandige ondervragen, de Japanners nooit zou haten. Bep Stenger veroordeelde nooit de Japanners als volk maar bleef oog houden voor de individualiteit van mensen. Er waren daarom ook Japanners die ze in wezen als goede mensen zag, ook al stonden ze tegenover haar als de vijand die haar gevangen hield en haar had afgesneden van haar familie. 10)

Na meerdere verhuizingen woonde het gezin in 1940 in Malang. Bep Stenger leefde er ontspannen en ging geregeld uit en de mensen zagen haar als de verschijning met bijzondere, opvallende kledij. De oorlog veranderde het prettige, beschermde leventje voorgoed. Vader streed in Soerabaja bij de Wonokromobrug tot aan de onvermijdelijke capitulatie op 9 maart 1942. Hij verdween als krijgsgevangene in de Jaarmarktgevangenis. Dochter Bep wilde hem bezoeken en eten en drinken meebrengen. Haar moeder wilde het niet en raakte in paniek bij de gedachte. Ze voorspelde de oorlog niet te overleven, wat ook uitkwam toen ze in 1944 in kamp Banjoebiroe stierf. 11)
Bep Stenger kwam min of meer “vanzelf” in het verzet terecht. Al stelt ze te zijn gevraagd en wanneer dat niet zou zijn gebeurd, dacht ze niet verzetswerk te zijn gaan doen. De verzetsmensen dachten dat ze als dochter van een KNIL-officier makkelijker aan wapens, kleding, gereedschappen en andere voorzieningen kon komen. Ook als deel van het vooroorlogse ‘bovengrondse’ Europese sociale netwerk zou Bep van nut kunnen zijn voor de ondergrondse verzetsactiviteiten.
In december 1942 waren de vrouwen en kinderen in Malang naar één locatie gebracht, de Wijk. Centraal daar was het gebouw van het Rode Kruis. Van daaruit vonden de illegale activiteiten tegen de Japanners plaats. Het verzetsgroepje van Bep Stenger bestond uit Flip Bernard, Ferry  Pleyel, Bruno Berler, sergeant Reebok, Van der Wal en ene Nanlohi. Ze slaagden erin wapens, medicijnen, voedsel, uniformen, gereedschappen en textiel te vergaren voor de mannen van Koops Dekker die vanuit de bergen rond Malang opereerden. Wat Bep Stenger als haar eerste, echte verzetsdaad opvoerde was het brengen van een ondergedoken KNIL-soldaat naar de ondergrondse. Het meeste wat ze deed was het verzamelen van militaire kleding bij de vrouwen van geïnterneerde of gesneuvelde militairen. Af en toe smokkelde ze wapens, een zeer riskante bezigheid. Wat Bep Stenger ook deed was het smokkelen en luisteren naar westerse radio-uitzendingen. 13)
Op 13 maart 1943 arresteerden Indonesische politieagenten en leden van de Kempetai Bep Stenger thuis. Ze wist niet dat haar groep in zijn geheel al was opgerold. Het verhoor gebeurde door een Indonesiër, Moestajab die naast de gebruikelijke agressieve verhoortechniek en slaan, ook dreigde met verkrachting. Zover kwam het niet. Tijdens de gevangenschap in de Lowokwaroegevangenis hoorde ze hoe de leiders van het verzet Steyn van Hensbroek en Koops Dekker werden gemarteld tijdens hun verhoren. Ze vertelt dat Koops Dekker niet was doorgeslagen, vervolgens werd vrijgelaten en later weer gevangen gezet. Desondanks doorstond hij de martelingen zonder te bekennen. 14)
Na maandenlang eenzaam verblijf in de donkere, vieze cel en amper te eten, kwamen er nieuwe gevangenen, Engelsen die op “doorreis” waren naar een interneringskamp. Met hun humor en aandacht wisten zij Bep Stenger’s moreel op te krikken. Wat ze te weten kwam was dat ze door twee bekenden was verraden aan de Japanners. Althans, waarschijnlijk na martelingen door de Kempeitai. Ze voelde geen wrok hierover maar was blij te weten hoe het was gegaan. 15)
Eind juli 1943 werden de gevangenen uit hun cellen gehaald en gingen ze voor een afscheidsmaal naar het bekende restaurant Toko Oen in Malang. Een vreemd moment om te duiden: zou ze een betere behandeling krijgen of….? Geketend aan Godie Meelhuysen, de schoonzus van kapitein Meelhuysen, ging Bep Stenger naar het voormalige Franse consulaat waar ze zich moesten omkleden, ondertussen uitgescholden en geslagen. De groep werd getransporteerd naar de Tjipinanggevangenis in Meester Cornelis, een stadsdeel van Batavia. Over deze plek zegt Bep Stenger getuige te zijn geweest van vreselijke behandelingen die de mannelijke gevangenen hebben ondergaan. Verzetsleider Steyn van Hensbroek zou letterlijk zijn doodgeslagen. 16)
De gevangenen werden bij de krijgsraad voorgeleid en kregen de tenlasteleggingen te horen. Haar mede-verzetsstrijders en vrienden Flip Bernard, Ferry Pleyel en Bruno Berler werden ter dood veroordeeld. Zij werden door onthoofding geëxecuteerd op 31 januari 1944. Zijzelf en Gody Meelhuysen kregen ieder 10 jaar gevangenisstraf.
In januari 1944 volgde overplaatsing naar de Boeloegevangenis in Semarang. Daar lag ze naast Gody Meelhuysen met wie ze een soort moeder-dochterrelatie had gekregen. De meeste vrouwen in Boeloe hadden verzetswerk verricht of vermoedens daarvan. De vrouwen moesten uniformen en textiel voor de Japanners maken. Af en toe stal ze vilt of katoen om er ondergoed van te maken. Ook protesteerden de vrouwen toen de Japanners kandidaten zochten voor hun bordelen. Het had geen gevolgen omdat de commandant Yashima hen begreep en zo menselijk mogelijk wilde behandelen. Ook na een tip dat ze spullen achterover drukten, volgden geen strafmaatregelen. 17)
Op 15 augustus kwam Yashima persoonlijk meedelen dat hij zelf binnenkort gevangene zou zijn: Japan had namelijk gecapituleerd. Bevrijding werd het niet omdat een nieuwe tijd vol geweld en lijden eraan kwam: de Bersiap en dekolonisatieoorlog tussen Nederland en de Republiek Indonesië. Bep Stenger dreigde tijdens de slag om Soerabaja in november 1945 vast te komen zitten, maar wist zich aan boord van het Engelse oorlogsschip HMS Glennroy in veiligheid te brengen. Het schip ging naar Singapore waar ze tot haar verrassing in kamp Wilhelmina met haar vader werd verenigd. Ze bleef tot 1950 nog in Sumatra wonen waarna ze repatrieerde naar Nederland. Begin jaren ’80 ontving ze het Verzetsherdenkingskruis. 18)

Gody Meelhuysen
Deze schoonzuster van verzetsleider kapitein Meelhuysen stond hem met raad en daad bij. Ze werd geboren als Godertine Adolphine Platt op 12 maart 1913 in Batavia en overleed op 13 maart 1993 in Zoetermeer. Ze huwde op 30 juli 1935 in Malang met Theodoor Gerard Claude Meelhuysen.
Als deelnemer in het verzet nam ze grote risico’s door onder andere wapens te smokkelen onder haar kleren, daarbij zich voordoend dat ze hoogzwanger was. Samen met vriendin Hetty Engelen, de vrouw van een arts, organiseerde ze bijeenkomsten van het verzet in een gebouwtje aan de Palmenlaan in Soerabaja. Geneesmiddelen en verbandmiddelen uit de apotheek van Hetty Engelen’s man gaf ze door aan kapitein Meelhuysen. Gody was op een moment te weten gekomen dat de Politieke Inlichtingendienst PID een valstrik voor hem voorbereidde. De verzetsleider wist zich tijdig in veiligheid te stellen. 19)
Bep Stenger had tijdens interneringen een hechte band gekregen met Gody Meelhuysen die ze een heldhaftige vrouw noemt. Toen ze haar als Tahir vermomde zwager in Magelang waar ze werkte bij het Rode Kruis, ontmoette, aarzelde ze niet om in te gaan op zijn verzoek een verzetsorganisatie in Soerabaja te helpen opbouwen. Daar had ze veel en invloedrijke contacten. Ze hielp Meelhuysen aan geld, nuttige papieren en kleding. Gody Meelhuysen fungeerde als koerier, contactpersoon en werver van leden voor de groep die zich ‘Corsica’ ging noemen.
Gody Meelhuysen heeft eind september 1946 een “rapport van handelingen”, een verslag geschreven over haar verzetswerk en de groep van haar zwager Wil Meelhuysen. Over het begin van haar activiteiten:

Zijn verzetsgroep was door het geld, kleding en voeding heen en ten einde raad. Ik heb zelf kunnen constateren hoe beroerd zij er aan toe waren. Ik ben toen kleding, voedsel en geld gaan verzamelen en kreeg hierbij veel medewerking van hooggeplaatste personen (…). Ik bracht persoonlijk alles naar Poerwodadi [het huis van haar moeder, HdlC] waar zij het ophaalden. In het begin waren het alleen kleren, geld en voedsel. Later medicijnen en het eindigd met wapens te vervoeren toen dat voor de jongens te gevaarlijk werd. 20)

Gody Meelhuysen leerde Jan Rups kennen, een leider van het burgerverzet, die liever niet had dat vrouwen in het verzet deelnamen. Dat was veel te gevaarlijk. Het weerhield Gody Meelhuysen er niet van de rol te krijgen van verbindingsvrouw tussen de leden van het verzet in de regio Soerabaja. Ze had daarin als leider luitenant M. Ferdinandus alias Felix Faber. De taken werden intensiever en namen toe. Toen kwam Hetty Engelen in beeld die via haar netwerk zeer nuttige informatie wist door te spelen. Het heeft een aantal keren verzetsmensen gered van door de vijand geplande razzia’s.
Gody Meelhuysen’s overtuiging dat het verzet nodig was werd versterkt door het zien van de vernederingen en agressieve. repressieve gedrag van de Japanners:

Vol wraakgevoelens waren wij, toen op een dag een vrachtauto met varkenskratten, gevuld met Australiërs en Engelsen van boven Poedjon Baroe, zagen voorbij komen. Ooggetuigen wisten later te vertellen dat ze levend in zee zijn geworpen. Honger had hen gedreven bij de bevolking kippen en geiten te stelen. De loerah [dorpshoofd] heeft hen toen aangegeven. 21)

Gody Meelhuysen ontsnapte dankzij goede inlichtingen die ze kreeg vanuit het verzet aan arrestaties. Het huis van haar moeder in Poerwodadi verruilde ze voor dat van Hetty Engelen in Soerabaja. Ze ging rustig door met het verzetswerk:

Van Frans Heyer kreeg ik drie zenders en alle financiële steun toegezegd. Marcel Kahn voorzag mij van buitenlandse radioberichten. Hij luisterde deze clandestien af. (…) Elke keer kwamen wij tijdig achter de valstrikken die de Japanners voor mijn zwager kapitein Meelhuysen legden zodat hij zijn camouflage elke keer zou wijzigen. Overdag was hij inlander en ’s avonds liep hij als een Jap (…).
Toen kapitein Meelhuysen en Faber wapens nodig hadden, heb ik ze naar Corry Altman verwezen, die nog over wapens beschikte. Om verschillende redenen en ook op verzoek van Faber hebben wij vrouwen, ons niet bij elkaar aangesloten, doch werkten wij individueel voor onze groep. Aan deze order hielden wij ons strikt. 22) 

Ze vernam nog dat vriendin Hetty Engelen op 8 januari 1943 was opgepakt. Zelf zou ze kort daarna worden gearresteerd. Na een zwaar verblijf in de Lowokwaroegevangenis in Malang volgde overplaatsing naar de Tjipinanggevangenis in Meester Cornelis. Toen ze vernam dat de andere gevangenen hadden bekend, deed zij dat ook. De krijgsraad veroordeelde haar tot 10 jaar gevangenisstraf. Gody Meelhuysen denkt dat ze de doodstraf ontliep dankzij Kempeitai-officier Nakajami die in Malang een eind had gemaakt aan de martelingen tijdens hun verhoren. 23)
Samen met Bep Stenger ging ze naar de Boeloegevangenis in Semarang. Honger was hun grootste probleem. Echter, dank zij de inspanningen van Corrie Altman slaagden de vrouwen er in bij de Japanners meer voedsel te krijgen.

Een maand na de capitulatie kregen we onze vrijheid weer. Onze taak was volbracht en wij hebben het voorrecht gehad hier levend uit te komen. Doch wij zullen onze kameraden die hun leven gaven voor het Vaderland niet vergeten en het onze doen voor degenen die achter bleven. 24)

Gody Meelhuysen ontving bij Koninklijk Besluit van 23 mei 1950 de Verzetsster Oost-Azië 1942-1945.


Noten
1. Immerzeel en Van Esch (1995), pp. 75-98.
2. Ibidem.
3. Idem, pp. 90-91.
4. Somers (1999), p. 56.
5. Immerzeel en Van Esch (1995), pp. 90-91 en Somers (1999), pp. 56-58.
6. Idem, pp. 180-181 en Verzet contra de Japanse bezetting…(1996), pp. 252-255.
7. Borch (2017) en  Artikel 12 februari 1948 in Het Dagblad over het proces Gonda de Haan en door wie Hanny Hilgers was verraden: https://www.delpher.nl/nl/kranten/view?coll=ddd&identifier=ddd:010896040:mpeg21:a0019.
8. http://www.duncan-macdonald.com/2017%201104%20Ereveld%20Ancol.html
9. Immerzeel en Van Esch, pp. 76-80, 88, 94-96.
10. Idem, pp. 94-96.
11. Somers (1999), p. 11.
12. Idem, pp. 27-28.
13. Idem, pp. 35-39.
14. Idem, pp. 46-47.
15. Idem, p. 53.
16. Idem, p. 55.
17. Idem, pp. 59, 61-62.
18. Idem, pp. 84-85.
19. Immerzeel en Van Esch (1995), pp. 81, 88-90 en 96. Somers (199), pp. 43-45.
20. Verzet contra de Japanse bezetting…(1996), pp. 245-246.
21. Idem, pp. 247-248.
22. Ibidem.
23. Ibidem.
24. Ibidem.

Internet
Frances Gouda, De vrouw in Nederlands-Indië. Van Mestiezencultuur naar Europese cultuur. In: Indische Letteren , jaargang 20 (2005), pp. 3 t/m 12.  https://www.dbnl.org/tekst/_ind004200501_01/_ind004200501_01_0002.php
Frances Gouda, Beelden va (on)mannelijkheid in de koloniale cultuur van Nederlands-Indië, 1900-1949,
https://www.aup.nl/journal-downloads/sociologie/sociologie2007003001005.pdf
Kaart van Indisch verzet: https://kaartvanindischverzet.nl/bronnen-kaart-van-indisch-verzet/
https://www.verzetsmuseum.org/museum/nl/tweede-wereldoorlog/begrippenlijst/achtergrond-nederlands_indi/verzet
Interview met Bep Stenger. Artikel van Frits Groeneveld 22 juli 1995. NRC Handelsblad https://www.nrc.nl/nieuws/1995/07/22/ik-wil-niet-wegpoetsen-dat-er-fatsoenlijke-jappen-7275165-a714050
Wikipedia Bep Stenger: https://nl.wikipedia.org/wiki/Bep_Stenger
https://www.nederlandsekrijgsmacht.nl/index.php/kl/209-koninklijk-nederlandsch-indisch-leger/expedities-van-het-knil/activiteiten-van-het-knil-tussen-1939-en-1950/1196-verzet-tijdens-de-bezetting-door-japan
http://www.duncan-macdonald.com/2017%201104%20Ereveld%20Ancol.html
Artikel 12 februari 1948 in Het Dagblad over het proces Gonda de Haan en door wie Hanny Hilgers was verraden: https://www.delpher.nl/nl/kranten/view?coll=ddd&identifier=ddd:010896040:mpeg21:a0019
Bep Stenger: interview en videobeelden: https://www.verzetsmuseum.org/museum/nl/tweede-wereldoorlog/themas/levensverhalen

Literatuur
Fred L. Borch, Military Trials of War Criminals in the Netherlands East Indies 1946-1949, Oxford 2017.
B.R. Immerzeel en F. van Esch (red.),Verzet in Nederlands-Indië tegen de Japanse bezetting 1942-1945, Den Haag 1993. Sdu Uigeverij.
Verzet in Nederlands-Indië. Het levensverhaal van Bep Stenger, opgetekend door Nadet Somers. Zutphen 1999. Uitgeverij de Walburg Pers.
Verzet contra de Japanse bezetting van Nederlands-Indië in de Tweede Wereldoorlog. De geuzen van het verzet 1942-1945. Bussum./Nijmegen 1996. Uitgave van het Comité Anco