Oorlog en Bersiap | Het verzet in Nederlands-Indië tegen de Japanse bezetter. Deel 1

Inleiding
Het verzet in Nederland tegen de Duitsers heeft altijd de nodige aandacht heeft gekregen. Er is veel over gepubliceerd en er zijn speelfilms gemaakt zoals het Meisje met het rode haar over Hannie Schaft. De verzetsactiviteiten in Nederlands-Indië tegen de Japanse bezetter zijn echter een zwaar onderbelicht onderwerp gebleven. Helaas, temeer omdat de omstandigheden waarin het verzet moest plaatsvinden moeilijker waren dan in Europa. Verzet tegen de Japanners is wel degelijk geleverd. Uiteindelijk bedroeg het aantal Nederlanders, Indische Nederlanders en Indonesiërs dat werd gearresteerd wegens verzet ongeveer 15.000 personen. De helft hiervan overleed. Deels door executie, deels door andere oorzaken als honger, de gevolgen van marteling of zware dwangarbeid en daardoor ontstane ziekten. Anders dan in Nederland, arresteerde de bezetter bijna iedereen die ervan verdacht werd verzet te plegen. Dit feit is slechts bij weinigen bekend in Nederland. 1)
Na de val en capitulatie van Indië vormden zich op de verschillende eilanden groepen die de strijd tegen de Japanners voortzetten. De veronderstelling was dat ze de weg voor de spoedige bevrijding door de Geallieerden zouden helpen vrijmaken. Immers, Australië was dichtbij en de hoop was gevestigd op de militaire en industriële grootmacht Amerika. Niets zou achteraf gezien minder waar zijn. De Japanners slaagden er in nagenoeg alle verzet binnen een jaar tijd uit te schakelen; vaak geholpen door de lokale bevolking. Al vrij snel na de val van de Nederlanders hielpen Indonesiërs hun “Aziatische broeders”. Geheime voedsel- en wapenopslagplaatsen werden door de bevolking ontdekt en geplunderd. Een guerillaoorlog kreeg zó weinig kans van slagen. De Japanse overmacht was militair en organisatorisch groot. Ten slotte waren de Japanse militaire politie Kenpeitai, de militaire inlichtingendiensten en de Indonesische Politieke Inlichtingendienst (PID) zeer goed georganiseerd en dwongen zij veel informatie af aan de bevolking. In de loop van de bezetting was Japan er bovendien in geslaagd veel Indonesiërs, in het bijzonder jongeren in te zetten in hun (para)militaire organisaties als de Keibodan (hulppolitie) en Seinendan, een soort militaire jeugdbeweging. Het wegwerken van het Westerse element was in de vrijwel volledig gerealiseerd.2)

Verzetsactiviteiten

Buiten de interneringskampen
De verzetsactiviteiten waren vooral bedoeld ter voorbereiding van de bevrijding door de Geallieerden. De verwachting leefde zelfs dat eind 1942 dat moment zou zijn aangebroken. Vooruitlopend hierop moesten militair-strategische inlichtingen worden gewonnen en doorgegeven naar de Geallieerden. Ook moesten zoveel mogelijk radioberichten worden opgevangen die konden worden verspreid in Indië om zo het moraal op te krikken en de diverse verzetsgroepen van actuele informatie te voorzien. In dit kader was het van belang contacten met Australië te leggen; de springplank voor de Geallieerden naar de archipel.3) Verder hoorden natuurlijk bij het verzet het verzamelen en verstoppen van wapens en munitie, vinden van onderduikadressen, het zoeken naar en verbergen van ondergedoken militairen die niet waren gecapituleerd en zo mogelijk plegen van sabotage en uitschakelen van Japanners. Al deze activiteiten moesten door degenen worden uitgevoerd die buiten de kampen waren gebleven. Dus ondergedoken militairen, de zogeheten Nipponwerkers: personen die in strategisch belangrijke bedrijven en organisaties moesten werken, en niet te vergeten de Indo-Europeanen die niet waren geïnterneerd of vrijgelaten ex-KNIL’ ers waren. Tot slot maar met speciale vermelding van hun buitengewone inzet: Molukkers en ook andere inheemse ex-KNIL’ers. Later in deze serie artikels over het verzet zullen voorbeelden volgen van door Indo’s en Molukkers gepleegd verzet op vooral kleine schaal.

Voorbeeld van verzet: de groep-Meelhuysen in Soerabaja
meelhuysen Kapitein Willem (Wil) Adam Meelhuysen was een Indo-Europese officier van de afdeling militaire luchtvaart van het KNIL; hij was commandant van de opleidingsschool voor vliegers/waarnemers in Batavia. In maart 1942 vlak na de capitulatie startte hij met het organiseren van een netwerk van individuele personen en groepjes die verzet pleegden tegen de Japanners in de stad en regio Soerabaja. Deze “groep”-Meelhuysen met de codenaam ‘Corsica’ zou eind februari-begin maart 1943 volledig worden opgerold. Naar schatting ging het om zo’n tweehonderd personen, althans verdachten van illegale activiteiten.
Een prominente rol binnen de groep speelde de Indo-Europese Johanna Wilhelmina (‘Sok’) Berg-Butteweg. Sok Berg was een bij het wel en wee van de inheemse bevolking betrokken vrouw, die naast Nederlands goed Maleis en Javaans sprak. Ook had ze veel contacten met vrouwen van inheemse notabelen, en was ze maatschappelijk erg actief. Na de capitulatie was ze vanuit het kantoor van de Luchtbeschermingsdienst (LBD) al gauw actief in het verzamelen en doen uitgaan van berichten die ze zo nodig uit het Maleis Sok_Bergof Javaans vertaald had. Deze berichten waren vaak door krijgsgevangenen tijdens hun transport doorgegeven aan wachtenden. Meelhuysen zelf opereerde undercover als Indonesiër tussen de lokale bevolking. In verhalen van Indische verzetsdeelnemer wordt het inderdaad vaker genoemd dat men als Indonesiër verkleed te werk ging. Indonesisch betekende hier: in inheems textiel, een kain met wit jasje en een zwart hoofddeksel. Meelhuysen bediende zich van het pseudoniem Tahir en ging ver in zijn rol. Hij ging als een Moslim leven en nam vele baantjes aan. Zo werd hij o.a. bezorger van melk aan de Japanners en in die contracten legde hij zijn oren goed te luister. Hij nam ook zelfs dienst bij de Keibodan of vermomde zich als Japanse militair. Na kennisgemaakt te hebben met Sok Berg, transformeerde hij in haar tuinjongen. Tusen de twee ontstond een hechte vriendschap en het lijkt er op dat Sok Berg zijn belangrijkste vertrouwenspersoon en adviseur was.
Meelhuysen had een ambitieuze militaire doelstelling: zijn organisatie zou te zijner tijd op alle strategische punten in Soerabaja moeten toeslaan en de posities van de vijand moeten overnemen. Strategische punten waren met name bruggen, spoorwegen, verbindingscentra, kazernes en politieposten en logistieke centra. Tot die tijd hielden zijn mensen zich bezig met smokkel van eten, geld en kleren naar interneringskampen, het helpen van ondergedoken militairen rond Malang en het financieel en materieel steunen van gezinnen van krijgsgevangenen.
Ondanks de goede vermommingen en in acht genomen voorzichtigheid, waren de activiteiten toch bij velen bekend. En in een tamelijk vroeg stadium ook bij de bezetter. Deze had enorme steun gehad aan de fanatieke inzet van de Indonesische rechercheurs van de Politieke Inlichtingendienst (PID) en de Kenpeitai. Tijdens een ontmoeting van Meelhuysen en een contactpersoon zou een PID’ er zelf als onopvallende bamiverkoper deze bijeenkomst langdurig hebben kunnen waarnemen. De Kenpeitai ging pas na maanden van zekerheid over wie er actief waren in het verzet tot arrestaties over, in december 1942. Aanleiding was een tip aan de PID over verborgen wapens in de Carpentierstraat. Op 20 december 1942 ’s avonds werd Sok Berg gearresteerd en naar het hoofdkwartier aan het Paradeplein gebracht. Maandenlange pijnlijke verhoren volgden. Meelhuysen wist al een paar uur later dat Sok Berg was gearresteerd. Hij besloot haar te redden door zich aan te geven, maar het was geen reële gedachte dat Sok Berg hierdoor vrijuit zou gaan. Zij overleefde echter wèl omdat ze vijftien jaar gevangenisstraf kreeg. Meelhuysen overleefde een mislukte poging door cyaankali te slikken omdat de Japanners de waterkuur op hem hadden toegepast tijdens verhoor. Hevig pijn lijdend slaagde hij er toch in later zich door ophanging het leven te benemen zodat de vijand hem niet meer tot het geven van inlichtingen kon dwingen. Kapitein Meelhuysen overleed op 21 december 1942 in de gevangenis aan de Werfstraat. Ongeveer 200 verdachten zijn door de Japanners gearresteerd. De meesten kregen gevangenisstraffen opgelegd.
Deze casus geeft precies aan waaraan het verzet in Indië in het algemeen ten onder is gegaan. De organisatie was zeer gevoelig voor infiltratie en verraad. Ook waren de doelen te groots en beschikte Meelhuysen niet over getrainde mensen; goede bedoelingen en principes waren niet genoeg. Daartegenover stonden veel te grote ambities. Volgens anderen was een grote zwakte het aanzienlijke aantal vrouwen dat meedeed. Daartegenover stond een uitstekend georganiseerde tegenstander van professionele politiemensen en militairen, die bovendien op steun van de bevolking konden rekenen. Ook al was het maar vanwege te verwachten represailles bij niet meewerken.
Namen binnen de verzetsgroep-Meelhuysen waren: luitenant M. Ferdinandus, onderluitenant H. Groothuizen, Johannes Frederik (Frits),’Pa’, van Hutten, res. luitenant D.M. Bromet, sergeant D. Pelasula, Willy Tan, Godie Meelhuysen, Hetty Engelen, Corrie Altman, Suze Matthes. Frits van Hutten kreeg postuum voor zijn verzetswerk de Verzetsster Oost-Azië uitgereikt. 4)

Binnen de interneringskampen
Niet bij iedereen bekend is dat binnen de interneringskampen er ook verzetsactiviteiten waren. Met name smokkel moet hier worden genoemd: dit was een direct gevolg van het enorme tekort aan voedsel en medicijnen. Contacten werden gelegd met Indonesiërs die bij de omheining (gedèk) van het kamp contacten legden met de geïnterneerden. Dit was niet zonder gevaar: door op heterdaad te worden betrapt of door verraad van de Indonesiërs. Naast deze geheime handel werden berichten het kamp uit gesmokkeld of (in mindere mate) juist binnengebracht. Onder daad van verzet valt ook het protesteren tegen de aanwijzing van meisjes en vrouwen als prostituees (troostmeisjes) in Japanse bordelen. Zéker moet worden vermeld het verzet tegen de verplaatsing van jongens vanaf 10-jarige leeftijd naar de mannenkampen. In een aantal kampen is het gelukt dit te keren. Als vormen van verzet gelden ook het vertragen en niet goed uitvoeren van opgedragen werkzaamheden.
Gelet op de zeer beperkte mogelijkheden door de strikte controle en bewaking, bestonden de verzetsactiviteiten binnen de kampen niet uit grote ondermijnende acties of sabotages met substantiële effecten. Eerder was sprake van lijdzaam verzet, maar ook wel in de vorm van hierboven genoemd protest tegen verplaatsing van jongens of dwang tot prostitutie.5)

Kenmerken van het verzet in Nederlands-Indië
Uit later ontdekte Japanse documenten bleek dat de Japanners ervan overtuigd waren dat de Nederlanders uitgewerkte plannen hadden om hen te ondermijnen. De bezetters meenden dat er een centraal geleid netwerk van verzetsdeelnemers was dat zich vertakte over de gehele archipel. Al die verzetshaarden zouden met elkaar in verbinding hebben gestaan. Dat zou mogelijk zijn geweest door de activiteiten van spionnen. Dit grote verzetsnetwerk zou door niemand minder dan de Gouverneur-Generaal zelf zijn geleid.6) Hoe deze Japanse visie moet worden verklaard is niet duidelijk: mogelijk vanuit hun zeer wantrouwige houding, of wegens onbekendheid met de omstandigheden en een niet goed werkende inlichtingendienst?
In werkelijkheid was het totaal anders. Er was geen centraal geleid verzet noch een grote organisatie. Eerder was er sprake van losse groepjes en individuele personen die vastbesloten waren na de capitulatie door te gaan met de strijd. Wel waren ze allemaal ervan overtuigd dat de terugkeer van de Geallieerden een kwestie was van maanden, geen jaren. Deze aanname was niet gebaseerd op feiten of andere degelijke informatie. Het is nu moeilijk te verklaren (zonder de kennis van het werkelijke verloop van de oorlog) hoe de respectievelijke verzetsdeelnemers er zeker van waren dat ze bezig waren met het voorbereiden van een op korte termijn te verwachten terugkeer van de bondgenoten. Het lijkt niet te gewaagd te zeggen dat de vooroorlogse beelden over de internationale machtsverhoudingen ondanks de smadelijke nederlaag van de Geallieerden, overeind waren gebleven. Zou het een gebrek aan werkelijke kennis zijn geweest over de kracht van Japan en de zwakte van Engeland, de VS en Nederlands-Indië in de regio? Vermoedelijk wèl, gelet op de laatdunkende manier waarop vlak vóór de oorlog werd gesproken en gedacht over de militaire potentie van de Japanners. Bij dat feitelijk raciale beeld is het gebleven: nergens is documentatie verschenen over het grote organisatorische vermogen van de Japanners, of hoe er echt werd aangekeken tegen feiten over de enorme militaire omvang van Japan? Een andere blinde vlek bedekte de werkelijke gevoelens die binnen de inheemse bevolkingsgroepen leefden. Al meteen na de val van Indië ontvingen de Japanners directe steun van de Indonesische politieke voorlieden en op lokaal niveau van de bevolking. Juist dit laatste maakte een succesvolle ondergrondse verzetsbeweging nagenoeg onmogelijk. Feit is in ieder geval dat het verzet werd opgerold door informatie die de bezetters kregen vanuit de bevolking.
Het verzet opereerde als het ware in een “mentaal vacuüm”: een misplaatst laatdunkend beeld over de Japanners, de illusie dat de inheemse bevolking de Nederlanders trouw zou blijven en een onrealistisch zicht op de reikwijdte van de eigen verzetsactiviteiten.

Einde van het verzet
De goed functionerende Japanse militaire inlichtingendiensten, de intensieve inzet van de Politieke Inlichtingendienst PID en de coöperatieve bevolking hebben het verzet opgebroken. Al in de eerste helft van 1943 was er van substantieel verzet geen sprake meer. Uitgezonderd her en der losse groepjes en individuele personen die wisten door te gaan. Deze afloop van het verzet geeft aan hoe weinig steun de Nederlanders uiteindelijk echt hadden bij de Indonesiërs. Natuurlijk laat het onverlet dat er zéker wel Indonesiërs waren die liever de Nederlanders dan de Japanners als hun overheersers hadden. In de loop van de oorlog hebben de Indonesiërs een zware tol moeten betalen. Er zijn miljoenen romusha’s bezweken, gewond en ziek geworden doordat ze dwangarbeid leverden. Maar voor de Indonesische nationalistische voorhoede, in het bijzonder Soekarno, was de bezetting en in zijn ogen samen optrekken met de Japanners met als beloning op termijn zelfstandigheid, gewoonweg de prijs die betaald moest worden. Het was zeg maar de Indonesische variant van de revolutie die zijn eigen kinderen moest opeten.
Een afsluitende opmerking over het Indisch verzet kan zijn dat er sprake is geweest van enorme moed, zéker gezien de psychologische klap van de tot kort vóór de capitulatie onvoorstelbare nederlaag tegen Japan, en geloof in Nederlands-Indië. Al die mensen die verzet hebben gepleegd in welke vorm dan ook, hebben dat moeten doen in haast onmogelijke omstandigheden. Niemand was te vertrouwen, de tegenstander was goed geïnformeerd en uitgerust met moderne strijdmiddelen en er was een gebrek aan kennis over de actuele situatie veroorzaakt door weinig communicatiemiddelen en betrouwbare informatie. Het enige perspectief was het vertrouwen in een spoedige bevrijding van Nederlands-Indië door de bondgenoten.

Wordt vervolgd

Noten
1) Website Verzetsmuseum
2) B.R. Immerzeel en F. van Esch (red.), Verzet in Nederlands-Indië tegen de Japanse bezetting 1942-1945. Den Haag 1993, pp. 25-27.
3) Idem, pp. 27-28.
4) Marjolein van den Enk-Hazewinkel en Peter Schreuder, De huisvrouw en de kapitein, in: Immerzeel 1993, pp. 75-98.
5) Immerzeel 1993, pp. 28-30.
6) Idem, p. 31 en L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. 11b. Nederlands-Indië II. Eerste helft. ’s Gravenhage 1985, pp. 492-496.

Informatie op internet
Website Verzetsmuseum
Onno Sinke, Strijden voor erkenning. Vergeten verzet in Nederlands-Indië. Trouw van 12 augustus 2009.

Literatuur
Michiel Hegener, Guerrilla in Mori. Het verzet tegen de Japanners op Midden-Celebes in de tweede wereldoorlog.
Amsterdam 1990.
Uitgeverij Contact.
ISBN 9025468683.

B.R. Immerzeel en F. van Esch (red.), Verzet in Nederlands-Indië tegen de Japanse bezetting 1942-1945.
Den Haag 1993.
SDU Uitgevers.
ISBN 9012068479.

S.M. Jalhay, Jalhays kleine oorlog.
Den Haag 1981.

L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. 11a. Nederlands-Indië I. Tweede helft.
’s Gravenhage 1985.
Staatsuitgeverij.

Idem, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. 11b. Nederlands-Indië II. Eerste helft.
’s Gravenhage 1985.
Staatsuitgeverij.

Idem, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. 11c. Nederlands-Indië III.
’s Gravenhage 1986.
Staatsuitgeverij.

P.P. de Kock, De ongelijke strijd in de Vogelkop.
Franeker 1981.
Uitgeverij Wever.
ISBN 9061353157.

Jacques Leedekerken en Hans Liesker, Voorman in Verzet en Boei.
ISBN 90-9013361-5.
240 pagina’s, geïllustreerd
Prijs: € 16, – plus porto (€ 2,25; buitenland: € 3,-)
Bestellen: J.J.P. Leedekerken, tel: 0162-437282 of H. Liesker, tel.: 020-6363955.
Zie ook: de website van het Veteraneninstituut.

Elise Lengkeek, Ik beken.
Amsterdam 2009.
Uitgever: Mistral.
ISBN: 9789049951092.

P. van Meel (red.),Tanda Kehormatan KNIL.
Dordrecht 1985.
Speciale uitgave van het tijdschrift Stabelan van oud-artilleristen.
Moeilijk te krijgen, mogelijk nog via internet. Gedeeltelijke kopieën eventueel via info@indischhistorisch.nl aan te vragen. Ook: gescande pagina’s.

Verzet contra de Japanse bezetting van Nederlands-Indië in de Tweede Wereldoorlog. De geuzen van het Indisch verzet.
Bussum-Nijmegen 1996.
Uitgave van: Comité Ancol. Onder redactie van Ed Melis.
ISBN 909006172.

J. Zwaan, Oorlog en verzet in Nederlands-Indie 1941-1949 en de voorlichting aan de na-oorlogse generaties.
Amsterdam 1989.
Uitgever : De Bataafsche leeuw,
ISBN 9067072168.

Esther Zwinkels, Het Overakker-Complot. Indisch Verzet Tegen De Japanse Bezetter Op Sumatra 1942-1945.
Houten 2011.
Uitgever: Unieboek/Het Spectrum.
ISBN 9049106994