Familieverhalen | Indo’s in Indonesië 4. Vonny Pattiwaël-Haanskorf

Humphrey de la Croix

pattiwaelMevrouw Vonny Pattiwaël-Haanskorf (1939) woont in de Jalan Lagar in Surabaya. Haar grootvader Cornelis Haanskorf was een volbloed Nederlander afkomstig uit het West-Brabantse Zevenbergen, die in het KNIL diende. Vonny Pattiwaël’s vader was ook een totok, maar moeder Annie Kromoredjo een Indische met Javaanse wortels.
Vader was tot zijn dood in dienst bij het bekende bedrijf Borsumij en zat in het kantoor in Surabaya. Haar ouders zijn na de oorlog gescheiden en moeder hertrouwde met Gijsbert van der Linde.

In de Japanse bezettingstijd waren Vonny en haar moeder buiten het kamp gebleven, dus zogeheten ‘buitenkampers’. Ze herinnert zich dat haar moeder en andere Indo’s zich als “Arabieren” verkleedden, dat wil zeggen met hoofdbedekking, zodat ze niet in de gaten liepen als Europeanen, zowel bij Japanners als bij steeds wantrouwiger wordende Indonesiërs.
Vonny Pattiwaël weet ook nog dat het op school ook veranderde omdat de lessen ook deels in het Japans moesten worden gegeven.
Op de vraag of het gezin het moeilijk had in de oorlog antwoordt Vonny dat haar moeder werk deed voor de Japanners om te overleven. Ze kookte en deed andere huishoudelijke werkzaamheden. Na de oorlog vormde dit een splijtzwam voor haar ouders omdat haar vader er enorm veel hartzeer van had gekregen dat zijn vrouw voor de Japanners had gewerkt. Het vormde de aanloop naar de latere echtscheiding begin jaren vijftig.

Vonny Pattiwaël beschrijft dat ze haar vader voor het eerst weer zag na de oorlog .Gekleed in slechts een korte broek en een singlet kwam hij uitgeput en aangeslagen door zijn krijgsgevangenschap thuis. Het weerzien was erg emotioneel en ze moest heel erg huilen. Vader had zijn krijgsgevangenschap doorgebracht in kamp Banjoebiroe in Semarang. Daar heeft hij pastoor Van Megen leren kennen met wie de familie contact zou blijven houden. Haar vader was weer teruggekeerd bij Borsumij maar is nooit meer de man geworden van voor de oorlog. Door zijn traumatische ervaringen en de verslechterende relatie met zijn vrouw is hij aan de drank geraakt. Vonny’s vader overleed in 1959.

Over de bersiap-tijd die aanbrak na de Japanse capitulatie weet ze te vertellen dat er veel geruchten en verhalen de ronde deden over gebeurtenissen bij de Jembatan Merah (‘Rode brug’) die ligt nabij de oude handelswijk Kota (waar veel Chinezen wonen). Vonny woonde in die tijd niet ver ervandaan. Haar moeder hield toen de kinderen zoveel mogelijk thuis vanwege alle gevaar buiten. Het was een spannende tijd met veel angst in het gezin.

santa_maria_school_sby

De Santa Mariaschool in Surabaya waar Vonny Pattiwaël-Haanskorf als jonge onderwijzeres ging gwerken

Nadat Indonesië de soevereiniteit over voormalig Nederlands-Indië had gekregen hadden haar ouders besloten in Indonesië te blijven en warga negara, Indonesiërs te worden. Er was vertrouwen in een goede toekomst in de jonge onafhankelijke republiek. Borsumij bleef als werkgever zijn bestaande activiteiten voortzetten en Vonny’s vader had zijn baan weer kunnen innemen.
Wat Vonny meteen merkte was dat toen ze de zesde klas van de lagere school begon, de lessen in het Indonesisch werden gegeven. Ze ging na de lagere school eerst naar de SMP of onderbouw van de middelbare school. Na het behalen van haar diploma wilde ze met kinderen werken en ging naar de SGA, de opleiding tot onderwijzeres.
Haar eerste baan kreeg ze bij de school Santa Maria in de wijk Darmo. In 1963 stopte ze na drie jaar met werken omdat ze trouwde. Haar man was Jaconjas Pattiwaël die een betrekking had als automonteur. Ze kregen vier kinderen van wie de oudste die in 1963 is geboren, een dochter is. De andere kinderen zijn allen zonen en geboren in respectievelijk 1964, 1966 en 1970. Toen de kinderen oud genoeg waren en minder aandacht nodig hadden, is ze in 1967 weer onderwijzeres geworden en toen aan de Petraschool. Deze school heette voorheen de Nassauschool, waarop Wieteke van Dort ook nog enkele jaren heeft gezeten. De school lag aan de vroegere van Riebeecklaan in de wijk Darmo.

Op de vraag of ze in 1965 veel heeft gemerkt van de onrust in het land, zegt Vonny Pattiwaël dat wel te hebben ervaren. Er was veel onrust op straat in de vorm van groepen mensen die demonstreerden en dergelijke. Ze herinnert zich dat ze toen zwanger was en regelmatig naar de dokter ging voor controles. Ze ging zo onopvallend mogelijk over straat omdat ze dacht als “blanke” mogelijk geïntimideerd of geprovoceerd te worden door agressieve Indonesiërs. In het algemeen viel het wel mee met wat ze merkten van de gebeurtenissen in het jaar waarin Soekarno werd afgezet en de militairen onder leiding van Soeharto de macht grepen.
Vonny Pattiwaël heeft haar werk als onderwijzeres gedaan tot ze met pensioen ging in 1999. Haar vier kinderen waren volwassen en eigen gezinnen aan het stichten. Echtgenoot Jaconjas Pattiwaël overleed op 17 augustus 2001, het jaar waarin Indonesië de 56e verjaardag van de onafhankelijkheid vierde.

Indisch of Indonesisch?
Vonny Pattiwaël is een Indische en is altijd warga negara geweest. Zij is ooit in Nederland geweest voor familiebezoek maar beschouwt zich als een echte inwoner van Indonesië. Ze voelt zich echter een Indische en heeft  dat altijd zo ervaren. Dat kwam door haar Nederlandse vader, de Nederlandse opvoeding thuis en op de lagere school. Ze heeft er in het begin van de jaren zestig wel ooit aan gedacht naar Nederland te gaan verhuizen. Maar bedacht zich dat ze intussen een voltooide beroepsopleiding had afgerond en dat bij vestiging in Nederland ze geheel opnieuw moest beginnen. Dat zou met name weer veel tijd hebben gekost aan een studie; in feite opnieuw naar de kweekschool gaan omdat haar Indonesische diploma niet geldig zou zijn. Het zou vooral betekenen dat ze geen inkomen zou hebben terwijl ze met haar man een gezin wilde stichten. Aangezien er geen noodzaak was om Indonesië te verlaten, besloot ze niet te repatriëren.
Wél noemt ze iets wat haar pijn heeft gedaan en nog steeds doet. Indonesische collega’s en mensen uit haar buurt zijn haar altijd ‘Ibu belanda’  blijven noemen en daarmee aangevend dat ze niet (echt) een van hen is. Vanwege de angstige momenten in de oorlog en de bersiaptijd, wekt dat slechte herinneringen op.
Ze is lid van de Indo Club Soerabaja en voelt zich daar helemaal thuis en de sfeer doet vertrouwd aan. Haar Indo-zijn blijkt uit de abonnementen die ze heeft op de bladen ‘De Indo’ (van René Creutzburg, Californië)  en ‘Bamboe’ (Australisch).
De zogeheten “transnationale” band met Nederland is er in de vorm van de maandelijkse financiële ondersteuning door Stichting HALIN. Hoewel Vonny Pattiwaël nooit financieel armlastig was, bleek ze het moeilijk te hebben nadat ze haar kinderen moest ondersteunen en besloot haar huis te verkopen. Op advies van haar Indo-netwerk is ze toen te rade gegaan bij HALIN.
Het Indo-gevoel leeft niet bij haar kinderen, die geheel Indonesisch zijn. Nederlands spreken doen ze niet en ze nemen geen deel aan activiteiten van de Indo Club Soerabaja of met andere Indo’s.

6 thoughts on “Familieverhalen | Indo’s in Indonesië 4. Vonny Pattiwaël-Haanskorf

  1. Een mooi aangrijpend verhaal ,een van de zovele vermoed ik, goed dat stichting HALIN bestaat en ze wat ondersteuning krijgt..ik wens haar sterkte!

  2. Dit was een heel goed article. Tot nu wist ik eigenlijk niet dat er nog Indo’s in Indonesia woonden, want ik had gedacht dat alle Indo’s na de en gedurende bersiap tijd naar Nederland waren gevlucht en van daaruit vele zoals mijn ouders, broers en ik naar America ,Australia en Canada zijn geimigreert. Mijn Hollands is niet meer zo goed daar ik al 55 jaren in America hebt gewoont.

    • Axel, mijn oma van vaders kant heette Sophia Helena de la Fontaine.
      Woonde tot 1950 in Indonesie. Haar vader heette Franciscus Antonius Eberhard de la Fontaine. Ik vraag me af of we familie zijn.
      Met vr. Gr. Marcella

  3. Wat een mooi verhaal.En ik kan me best voorstellen wat die mevrouw heeft meegemaakt.Ik heb tot mijn dertiende jaar in Surabaya gewoond.Ik ben van plan een trip daar naar toe te maken en mijn zoon mee te brengen.Ik wist niet dat er nog zo veel Indos daar wonen.Ik ben ook van plan om de graven van mijn vader en oma op tezoeken.Gelukkig dat er daar een organisatie als Halin is die haar helpt.Ik kan niet begrijpen waarom de Nederlandse regeering de voormalige Nederlanders niet helpt,al is het maar een klein beetje.

  4. L.S.; Goed,dat U de info over de achtergebleven Indoś blijft weergeven.Zij zijn een deel v oins en ze hebben ook het recht om niet in het vergeetboek te komen.Dat de nieuwe Indo’s in Indonesie geen interesse hebben in hun roots komnt niet door desintersse ,maar meer door desinformatie.Juist de ouderen daar moeten op een ontspannen manier vertellen over hun familiehistorie.Ik merk,dat de latere generatis daar veel interesse in hebben,doch zoeken vaak niet actief vanuit zichzelf,daar ze niet weten ,war ze moeten zoeken en de ouderen zelf niet beginnen te vertellen,als ze merken,dat de jonegern weinig intyeresse hebben.Ja,in de maatschappij zelf is weinig stimulans om ook de Indoische historie in Indonesie te behouden.Maar..dat merk ik ook bij mijn onderzoek mbt de vorstenhistorie v Inmdonmesie.Buiten een klein aantal enthousiaste initiatieven wordt daar niet echt actief mee gehandeld.Ja,doch als je erover verteld,dan is iedereeen meestal erg enthousiast.Mensen boven de 60 niet altiujd.Doch onder de 40 vtijwel altijd wel. En..ik vind zulke verhalen v zulke Indosche achtergebleven mensen heel boeiend.Zij zijn de band met ons verleden.Hen ondersteunen geeft ook een signaal in het algemeen in de wereld,dat je niemand ooit mag uitschakelen maatschappelijk)sorry..kan het niet anders vetrtellen. Succes. Hoogachtend: DP Tick

Laat een antwoord achter aan DP Tick Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Time limit is exhausted. Please reload CAPTCHA.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.